zondag 3 november 2019
2 Timotheüs 2:3-13 en
Lucas 6:27-36
Op zondag 3 november 1985 werd de patroon van o.a. onze fraaie Titus Brandsmakerk in de Sint-Pieter in Rome door paus Johannes Paulus II zaligverklaard. Destijds was ik hoofd godsdienst van de KRO-RKK-radio en heb vanuit de Sint-Pieter commentaar gegeven bij deze heel bijzonder viering. De immense Sint-Pieter was vrijwel gevuld, met natuurlijk ook heel veel Nederlanders, met veel mensen die bij hun geboorte de naam Titus kregen.
Ik zat in hetzelfde hotel als Louis Frequin, die toen eindredacteur was van dagblad de Gelderlander. Hij heeft toen een paar boekjes geschreven over zijn eigen moeilijke en behoorlijk zware oorlogsjaren. (‘Ga maar slapen’ en ‘Volgende patiënt’). Door zijn eigen ervaringen in de oorlog was Louis Frequin bijzonder geraakt door de lotgevallen van de Karmeliet Titus Brandsma Daarom heeft hij een van zijn kinderen dan ook de naam Titus gegeven, zijn broer is de bekende Willibrord Frequin. Natuurlijk was ook deze Titus, die momenteel huisarts is in Alkmaar, bij de zaligverklaring zichtbaar aanwezig.
In de Sint-Pieter was het grote priesterkoor weer omgeven met heel veel tulpen uit het Westland (bedankt voor die bloemen), zoals we dat van hen gewend zijn op belangrijke kerkelijke feestdagen, en zeker nu het de zaligverklaring van iemand uit ons eigen land betrof. Mijn commentatorhokje was helemaal bovenin in de rechterpilaar van de Sint-Pieter. Met een lift, gebouwd in de reuzepilaar, ging ik helemaal naar boven, waar je vanuit een van de acht commentaarhokjes een schitterend uitzicht had over wat er beneden rond het altaar gebeurde. En voor me het prachtige, metershoge doek (zie hierboven) met de afbeelding van de zalige Titus Brandsma, priester en martelaar. De zaligverklaring werd uitgesproken door paus Johannes Paulus II, de paus die ik in hetzelfde jaar 1985 eerder mocht ontmoeten bij het ‘pausbezoek’ in mei 1985, waarvan ik ook alle eucharistievieringen van commentaar mocht voorzien. Het waren ook voor mij indrukwekkende vieringen.
De feestdag van de Zalige Titus Brandsma werd door de paus vastgelegd op 27 juli. De liturgie voor deze herdenking heeft zijn eigen lezingen (Exodus 24:3-8 en Matteüs 13:24-30). De boeiende preek, die de paus hield, was natuurlijk in het Italiaans. Vanuit mijn commentator cel heb ik tijdens zijn preek de hele tekst in het Nederlands gelezen. Een preek, de moeite waard, om ook vandaag, op ons jubileumfeest, aan u door te geven. Ik geef u de voornaamste punten, ter kennisname en ter inspiratie. De paus begon als volgt:
We luisteren naar het woord van God op deze zondag, 3 november, na het feest van Allerheiligen en na de dag die gewijd was aan de herdenking van alle overleden gelovigen. De Kerk luistert naar dit woord van God op de dag waarop zij Titus Brandsma tot de eer der altaren verheft, een zoon van Nederland, een kloosterling van de Orde van de Karmel. Nogmaals is een mens rijp voor de eer der altaren die door de kwelling van het concentratiekamp is heengegaan, van het kamp van Dachau. Een mens die ‘kastijding onderging’, volgens de woorden van Wijsheid 3:4 – ‘De zielen van de rechtvaardigden zijn in Gods hand en geen foltering zal hen deren’.)
En juist te midden van deze foltering in het concentratiekamp, dat het schandelijke brandmerk van onze eeuw blijft, heeft God bevonden dat Titus Brandsma hem waardig was. Ook Titus Brandsma is door de foltering heengegaan: in de ogen van de mensen onderging hij kastijding. Ja, God heeft hem op de proef gesteld. De voormalige gedeporteerden van de concentratiekampen weten heel goed wat voor een menselijk Calvarie die plaatsen van foltering is. Plaatsen van grote beproeving voor de mens. Beproeving van de fysieke krachten, meedogenloos voortgedreven tot aan de volledige vernietiging. Beproeving van de morele krachten…
Misschien spreekt daar het Evangelie van deze dag (Joh. 15:1-11 over de wijnstok, waarvan wij de ranken zijn en Hij de stam, onlosmakelijk met elkaar verbonden door de Liefde) nog beter over, dat het gebod van de liefde voor de vijanden in herinnering roept. De concentratiekampen waren georganiseerd volgens het programma van de verachting voor de mens, volgens het programma van de haat. Door welke beproeving van het geweten, van het karakter, van het hart, heeft een volgeling van Christus moeten gaan die zijn woorden over de liefde voor de vijanden gedachtig was! Haat niet met haat beantwoorden, maar met liefde. Dit is wellicht een van de grootste beproevingen van de morele krachten van de mens. Maar Titus Brandsma is als overwinnaar uit deze beproeving gekomen. Waar haat heerste, heeft hij weten lief te hebben; ook zijn bewakers: ‘Ook zij zijn kinderen van de goede God’, zei hij, en misschien blijft er wel iets in hen hangen…
Zo’n heldhaftigheid improviseert men zeker niet. Zij is gerijpt in heel het leven van pater Titus, vanaf de eerste jeugdervaringen in een diep christelijk gezin, in zijn geliefd Friesland. Door het woord en voorbeeld van zijn ouders, door het onderricht in de kerk van het dorp, door de liefdadigheid die in de parochie beoefend werd, leerde hij het voornaamste gebod van Christus kennen en in praktijk brengen, het gebod van de liefde voor allen, ook voor de vijanden. Deze ervaring tekende hem diep en gaf richting aan heel zijn leven. De activiteiten die pater Brandsma in de loop van zijn leven ontplooide, waren verrassend veelvuldig; maar als men zoekt naar de bron van inspiratie en naar de stuwende kracht, dan vindt men deze hierin: in het gebod van de liefde tot in zijn uiterste consequenties.
Pater Brandsma is vooral hoogleraar in de wijsbegeerte en in de geschiedenis van de mystiek geweest aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Aan deze taak besteedde hij het beste deel van zijn menselijke en professionele krachten en hij gaf daarin een wetenschappelijke vorming aan een grote schare studenten. Maar hij beperkte zich niet tot het overdragen van abstracte begrippen, los van de concrete problemen van het bestaan. Pater Titus hield van zijn leerlingen en daarom voelde hij zich verplicht hun de waarden mee te geven die zijn eigen leven inspireerden en ondersteunden. Zo ontstond er een dialoog tussen de leraar en de leerlingen, die niet alleen de grote vragen van alle tijden omvatte maar ook de problemen die opgeworpen werden door de gebeurtenissen van een tijdperk, waarop de nazi-ideologie steeds meer donkere schaduwen wierp.
Wat vooral bewondering opwekt in het leven van pater Brandsma, is juist deze steeds duidelijkere ontplooiing van de genade van Christus… Het woord van Christus: ‘Los van Mij kunt gij niets’ (Joh.15:5), was voor hem het leidend beginsel voor zijn dagelijkse keuzes. Hiervoor bad hij vurig. Hij zei: ‘Het gebed is leven, niet een oase in de woestijn van het leven’. Als professor in de geschiedenis van de mystiek spande hij zich in de leer die hij onderwees, ieder ogenblik van zijn leven zelf in praktijk te brengen. ‘Wij moeten geen scheiding maken tussen God en de wereld in ons hart’, zei hij, ‘maar wij moeten naar de wereld kijken met God steeds op de achtergrond’
Uit deze diepe vereniging met God ontsprong in de ziel van pater Brandsma een voortdurende stroom van optimisme, dat hem de sympathie opleverde van allen die het geluk hadden hem te ontmoeten, en dat hem nooit in de steek liet: het vergezelde hem ook in de hel van het nazi-kamp. Tot het einde toe bleef hij voor de andere gevangenen een bron van steun en hoop: hij had voor allen een glimlach, een woord van begrip, een gebaar van goedheid. De ‘verpleegster’ die hem op 26 juli 1942 het dodelijke spuitje gaf, getuigde later dat haar steeds levendig het gelaat voor de geest stond van die priester die ‘medelijden met mij had’.
En vandaag staat het gelaat van pater Titus Brandsma ook ons weer voor de geest en wij zien de stralende glimlach daarop in Gods heerlijkheid. Hij spreekt tot de gelovigen van zijn land, Nederland, en tot alle gelovigen van de wereld, om nogmaals te bevestigen wat de overtuiging van heel zijn leven is geweest: ‘Al wil het nieuwe heidendom de liefde niet meer … zal de liefde ons weer het hart van de heidenen doen winnen … de praktijk van het leven zal haar altijd weer een kracht doen zijn die de harten van de mensen overwint en gevangenhoudt’. Tot zover paus Johannes Paulus II.
Parochianen, wij mogen trots zijn dat onze mooie kerkgebouw de naam gekregen heeft van de Zalige Titus Brandsma. Een eigentijdse heilige, die ook in onze tijd nog vele gelovigen blijft inspireren. En ik mag hopen dat we onze huidige zalige Titus Brandsma gauw zullen kwijtraken. Maar voor een heiligverklaring is er een wonder nodig. En dat is intussen gebeurd. Een Karmeliet uit de USA is van kanker genezen. Deskundigen zijn al tijden bezig met een diepgaand onderzoek. Hopelijk wordt dat proces nu gauw afgerond, zodat we de zalige Titus via de achterdeur laten verdwijnen en de Heilige Titus Brandsma feestelijk kunnen inhalen, ook hier in onze gouden H. Titus Brandsmakerk van Amstelland. En intussen laat ik me blijvend inspireren door het lied, waarvan Titus zelf de tekst schreef in het concentratiekamp:
O Jezus als ik U aanschouw
dan leeft weer dat ik van U hou
en dat ook Uw hart mij bemint.
nog wel als Uw bijzond’re vriend.
Och, alle lijden is mij goed,
omdat ik daardoor u gelijk,
en dit de weg is naar Uw Rijk.Ik ben gelukkig in mijn leed
omdat ik het geen leed meer weet.
Maar ’t aller uitverkorenst lot
dat mij met U vereent, o God.
O, laat mij hier maar stil alleen
het kil en koud zijn om mij heen
en laat geen mensen bij me toe
’t alleen zijn word ik hier niet moe.O Jezus als ik U aanschouw,
dan leeft weer dat ik van U hou
en dat ook U mijn hart bemint,
nog wel als uw bijzond’re vriend.
Want Gij, o Jezus, zijt bij mij.
ik was u nimmer zo nabij.
Blijf bij mij, bij mij, Jezus zoet.
Uw bijzijn maakt mij alles goed.
Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: Z. Titus Brandsma