zondag 22 augustus 2021
21e zondag door het jaar – B
Jozua 24:1-2a+15-17+18b en
Johannes 6:60-69
Vroeger leerden we dat er slechts één God is. Wij hebben tegenwoordig heel veel goden om ons heen: de god van je geld, de god van je buik, de god van je genot, de god van je eer, roem, macht, van je heerszucht en bezit. Al die goden kunnen wij nalopen en vereren. Want dat regelen wij tegenwoordig zelf wel! Wij zijn vooral mensen van de buitenkant geworden en niet van onze goddelijke binnenkant. ‘Maar zo spreekt de Heer, de God van Israël: als gij de Heer niet wilt dienen, kiest dan nu wie u dan wel wilt dienen!’ (Jozua 24:15) De keuze om de Heer, de God van Israël, te dienen, berust op concrete ervaring van de Egyptische bevrijding uit slavernij’ (Jozua 24:15).
De ervaring van een intieme aanwezigheid van God is doorslaggevend om in Hem te gaan geloven en dan bij Hem te blijven. Datzelfde geldt voor de Heer van het Nieuwe Verbond. Hij ging tot het uiterste, Hij gaf zich geheel en al, met lichaam en bloed. Wij hebben de keuze tussen vele goden die voorbijgaan, maar een Heer die blijft. Met Petrus zouden wij moeten zeggen: ‘Heer, naar wie zouden wij anders gaan? Uw woorden zijn toch de enige woorden van Eeuwig leven’ (Johannes 6:68).
Iedereen weet wat het betekent, als je niets of niemand meer hebt om naar toe te gaan? Iedereen heeft iemand nodig waar hij of zij naar toe kan gaan. Wie dat begrijpt, begrijpt ‘t Evangelie van deze morgen. Als Petrus tegen Jezus zegt: ‘Heer, naar wie zouden wij anders gaan?’ Waar ga je dan naar toe in de crisis van je leven? Waar moet je heen met je angsten en je zorgen? Grote spanningen in de wereld, waar bijvoorbeeld Afghanistan opnieuw in een grote crisis terecht is gekomen. Een van de veertig onrustige gebieden in de wereld. Een wereld ook, met een economie die als een kolos op lemen voeten staat. Zure regen, luchtverontreiniging, milieuvervuiling. Waar moet je heen? Waar kun je terecht met je verwachtingen, vragen en (corona)problemen? Je verliest ‘n kind, waar moet je in Gods naam heen? Je verliest na zoveel jaar je levenspartner, waar moet je in Gods naam heen? Waar moet een jong meisje heen van wie gisteravond de verkering is uitgeraakt? Waar kun je als mens terecht als verdriet je leven binnenvalt? Waar kun je in Gods naam heen, als je baan verliest, je huis, je man, je vrouw, je kind?
In de tijd van Jezus was het niet anders. Het moet voor Jezus een pijnlijke ervaring zijn geweest: bij het begin van zijn optreden liepen de mensen Hem enthousiast achterna. Zij volgden Hem tot in de woestijn, maar toen bleek dat Jezus niet hun broodkoning wilde zijn, maar brood van eeuwig leven wilde schenken, toen namen ze aanstoot aan Hem. Ook veel van zijn leerlingen trokken zich terug. Ze wilden de weg met Jezus niet langer gaan. Elke pastor moet tegenwoordig iets dergelijks beleven. Veel parochianen blijven weg en doen niet meer mee. En we doen van alles om ze bij de club te houden. Blijf toch bij ons, is onze hartenkreet. Haak toch niet af, want bij wie kun je beter terecht met je vragen en je zorgen, maar ook met je dankbaarheid?
Jezus gaat vanmorgen een andere weg. Hij doet blijkbaar geen moeite om de menigte bij elkaar te houden. Hij houdt zijn evangelie recht overeind. En als een groep trouwe leerlingen bedremmeld achterblijft, stelt hij hen eenvoudigweg voor de keuze: ‘Willen ook jullie soms weggaan?’ Jezus stelde die vraag toen, Hij stelt die vraag ook aan de mensen van nu. Voor velen beantwoordt de kerk niet meer aan hun verwachtingen. Vroeger hadden we de godsdienst broodnodig, tegenwoordig redden we ‘t zelf wel. Wat heeft de godsdienst ons nog te bieden? Vroeger leefden we in een goed verzorgde kerk, alles kwam op een uur en tijd, waarin we dat zelf wilden. Nu zitten we in een andere situatie. Vroeger had je zelfs vroege missen voor de vroege vissers. Tegenwoordig liggen de uren van de eucharistieviering ons minder goed; en je kunt niet elk uur van de dag meer terecht voor de doop. Voor huwelijk en uitvaart worden agenda’s getrokken.
Beste luisteraars, wilt ook u soms heengaan? Gods vraag richt zich tot vrije mensen die antwoord kunnen geven. Maar misschien kunnen we de woorden van Petrus nastamelen: ‘Heer, tot wie zouden wij anders gaan, U alleen hebt toch woorden van eeuwig leven!’ Bij Petrus breekt een religieuze ervaring door. De weg van Jezus mag dan een andere zijn dan hij verwacht had, Zijn boodschap reikt veel hoger en was veel ruimer dan elke horizon, komt regelrecht vanuit je binnenkant. Petrus had ervaren dat het in het leven niet gaat om goedkope beloften, om brood alleen. Hij heeft ervaren dat een mens uiteindelijk bij God terecht kan met je vragen en je problemen, met je verdriet en je pijn, maar ook met je vreugde en je blijdschap. Het evangelie vertelt dat niet alleen de omstanders, maar uiteindelijk ook de leerlingen aan Jezus en zijn woorden twijfelen. Er is niet zoveel nieuws onder de zon. Al in zijn tijd verlaten velen zijn gezelschap. En Jezus hoor ik tegen hen zegen: willen jullie soms weggaan?
Denken wij soms ook niet dat Jezus’ woorden veel te hoog gegrepen zijn? Je leven als brood geven voor de ander? Denken wij niet vaak: waar doe ik het allemaal voor? Waarom sloof ik mij uit, is die last mij niet te zwaar? Misschien denkt u weleens bij uzelf: ze kunnen me wat, ik ga lekker voor mezelf beginnen. Ik laat me lekker vollopen, ik ga in bed liggen met een boekje en een hele doos bonbons. Dan zet ik zondags om halftwaalf de televisie aan. Onze wereld wordt daar toch niet slechter van. Maar waarom zouden we niet wat barmhartiger zijn voor onszelf. Misschien ken je de verleiding in je leven om echt weg te gaan, om alles en iedereen, en ook de kerk, en ook elkaar los te laten.
Aan de andere kant van de rivier, zo vertelt Jozua in de eerste lezing, daar zijn de afgoden, daar kun je je idealen inleveren. Aan de voeten van de vele afgoden kun je je geloof afleggen dat er meer is dan geld en goud, lust en zelfbehoud. Aan de overkant daar mag je helemaal voor jezelf kiezen. Als je wilt, mag je gaan, maar je moet wel kiezen van uit je hart. Wil je, ook wat de kerk betreft, gaan of wil je blijven? Wil je blijven bij de God die ons van de slavernij heeft verlost? Misschien kent u die verleiding, misschien heeft u ook die overkant in uw leven aan u voelen trekken. Misschien trekt hij nu in deze levensfase van alle kanten aan jou. Veel leerlingen trekken zich terug van Jezus en zijn weg. Jezus vraagt aan Petrus en dus ook aan ons: ‘wil jij soms weggaan? Petrus zegt: ‘Heer, tot wie zouden wij anders gaan? U alleen hebt woorden van eeuwig leven!’
Wij kennen deze woorden als een van de acclamaties, waarmee we het evangelie beamen. We kunnen ze wellicht zingen, maar kunnen we ze werkelijk beamen? Die afgoden aan de overkant van je leven, die zijn verleidelijk maar schieten we er iets mee op? Ze leiden je ver van huis, ver van jezelf, ver van de ander, en in onze tijd, ver van God. Er is in onze corona-tijd een groeiende behoefte aan rust en bezinning. Moderne vliegvelden en ziekenhuizen hebben tegenwoordig niet voor niets een meditatieruimte, een stiltecentrum. Taizé trekt veel jonge mensen. Er is duidelijk iets aan de hand. Blijkbaar zijn wij toch niet te versmallen tot wat moleculen, genen en chromosomen. Toon Hermans werd op een morgen wakker en ontdekte dat hij handen en voeten had, en ‘n mond, en armen en benen. En hij schreef ‘n liedje: ‘dank u wel dat ik er ben!’ En heel Nederland genoot van dat lied. Iedereen herkende zichzelf.
Een mens leeft niet van brood alleen! Het gaat er om dat we er zijn voor elkaar. Dan groeit de behoefte om tot Iemand met een hoofdletter te zeggen: dank U wel dat ik er ben, dank U wel dat ik in Uw armen veilig ben, dank U wel dat u mij hebt gemaakt, dankt u wel dat U van me houdt, dank U wel dat u wel dat U er bent. Dat is allemaal niet zo productief, maar ‘t maakt wel gelukkiger.
Of godsdienst nog toekomst heeft, hangt samen met de vraag of wij nog toekomst hebben. Daarop moet ons antwoord een ’ja’ zijn. We gaan dan inzien dat het goed is hier zomaar samen te komen, en te zeggen: fijn dat we er zijn! We gaan weer inzien dat het goed is hier op zondagmorgen samen te komen en tegen Iemand met een hoofdletter te zeggen: ‘Dank u wel. Dank u wel voor mijn leven en de liefde’. Zelfs in uren van crisis en duisternis en tegenslag, mogen wij blijven roepen: ‘Heer, naar wie zouden wij anders gaan? Alleen U bent toch de enige die Woorden van Eeuwig leven heeft!’ Durven we het weer aan om weer eens terug te gaan, en tijd vrij te maken voor het verhaal van God en zijn mensen? En laten we eerlijk zijn: naar wie zouden wij anders gaan, die woorden heeft van eeuwig leven?
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
H. Augustinus en Zrs. van Amersfoort