Gebedsweek voor de eenheid
Genesis 13: 2-8 en 1 Korintiërs 1: 1-17
Beste mensen van Christus,
Is Christus dan verdeeld? Het is in feite een retorische vraag. Het antwoord kan alleen maar zijn: nee, natuurlijk niet, het is absurd te denken dat je Christus kunt opdelen.
Maar vanuit de kerkelijke praktijk lijk je een onmogelijk antwoord te moeten geven: ja, kennelijk wel. Daar kunnen we natuurlijk nooit in berusten.
Vanuit het schandaal van de verdeeldheid zijn kerkleiders in het begin van de vorige eeuw op zoek gegaan naar wegen om de verdeeldheid te boven te komen. Daarbij lieten ze zich inspireren door de woorden van Jezus uit het zogenaamde Hogepriesterlijk gebed (Johannes 17) ‘Laat hen allen één zijn’.
Dit heeft uiteindelijk geleid tot de oprichting van de Wereldraad van Kerken, in 1948 in Amsterdam.
De Wereldraad is één van de belangrijkste organisaties als het gaat om de wereldwijde oecumene. Hij is geen superkerk, maar een gemeenschap van inmiddels 345 kerken. Slechts een deel van het wereldchristendom is echter bij de Wereldraad aangesloten. De Rooms-Katholieke Kerk is bijvoorbeeld geen lid, maar doet wel volop mee in allerlei commissies en werkzaamheden van de Wereldraad.
Elke zeven à acht jaar vindt er een Assemblee plaats. De laatste was van 30 oktober tot 8 november vorig jaar in Busan, Zuid-Korea. Ik had het voorrecht daar bij te kunnen zijn.
Voor mijzelf was het een heel inspirerende bijeenkomst. De veelkleurigheid van het wereldchristendom , alle verschillende tradities, rituelen, gewoonten – je kunt elkaar over en weer verrijken.
Komend uit een situatie van zorgen over de toekomst, met teruglopende ledenaantallen en kerksluitingen, was het voor mij weldadig om zusters en broeders uit andere delen van de wereld te ontmoeten waar het geloof vitaal is en kerken levenskrachtig zijn. Zo’n Assemblee geeft ook weer uitzicht op de toekomst van de kerk. Zulke ontmoetingen helpen mij ook om de muizenissen die ons soms in Amstelveen bezighouden wat te relativeren.
Natuurlijk schuren ontmoetingen ook. Ontmoeten doet soms pijn. De openheid rond homoseksualiteit bijvoorbeeld die wij in Nederland kennen, is in grote delen van de wereld geenszins vanzelfsprekend, integendeel. Ook daar heb ik schrijnende getuigenissen van gehoord. Tevens confronteren kerken uit ‘het zuiden’ ons met de onrechtvaardige wereldeconomie, het klimaatprobleem, onze behandeling van vluchtelingen en asielzoekers. Ik ben dan een witte man uit een rijk land.
Ik moest nu denken aan die woorden van Abram tot Lot uit de eerste lezing (Genesis 13): ‘Waarom zouden we ruzie maken, jij en ik, of jouw herders en de mijne? We zijn toch familie?’ Ook als kerken en christenen wereldwijd zijn we familie.
De Wereldraad is ook medeverantwoordelijk voor de jaarlijkse week van gebed voor de eenheid.
Eenheid hoeft geen uniformiteit te betekenen, geen koekoek één zang. Verschil van inzicht is ook niet erg, zolang je groeit aan de mening van de ander. Moeilijker wordt het als je niet weet hoe met zulke verschillen van inzicht om te gaan. En het wordt helemaal problematisch als je anderen gaat veroordelen en afschrijven en vervloeken, omdat ze een andere mening hebben.
Ruzies zijn nogal eens terug te voeren op hoogmoed. Als kerken hebben we daar genoeg ervaring mee opgedaan. Soms meent een kerk de waarheid in pacht te hebben: ‘wij hebben de juiste uitleg van het Woord’; ‘wij hebben de juiste opvatting over de eucharistie of het Avondmaal’. Soms wanen mensen van de ene kerk zich beter dan mensen van een andere kerk.
Wonderlijk dat het in een kerk zo toegaat. Als onheilig vuur op een altaar. Het komt voor dat mensen ruzie maken over een geloofsartikel. De afgelopen week ontstond nog weer een relletje, toen kardinaal Eijk in een interview meldde dat de leerstellingen en ook de vervloekingen van het Concilie van Trente in de 16e eeuw nog altijd ‘onverkort’ van kracht zijn. Gelukkig is er sindsdien veel gebeurd in de oecumenische toenadering tussen rooms-katholieken en protestanten.
Het kan zelfs zijn dat iemand objectief gelijk heeft. Maar dan nog moet je jezelf de vraag stellen of het gelijk de ruzie waard is. In een meditatie op de website van de Raad van Kerken in Nederland haalt de secretaris Klaas van der Kamp prof. Quispel aan, die een ketterij ooit typeerde als ‘de verabsolutering van een legitiem punt’. En prof. Fiolet zei ooit: ‘De kerk is verdeeld geraakt, niet door de legitieme keuze voor het ene aspect, maar door de illegitieme uitsluiting van het andere aspect’.
Nu denk je misschien dat die verdeeldheid een modern fenomeen is, of iets van de laatste eeuwen. Vergeet het maar. Vanaf het allereerste begin is er gedonder in de kerk geweest. De ideale gemeente heeft nooit bestaan.
Paulus krijgt er al mee te maken in Korinte.
Korinte was in de eerste eeuw een grote en bruisende, multiculturele havenstad. Paulus heeft het evangelie naar Korinte gebracht en er een christelijke gemeente gesticht. Paulus heeft er zo’n anderhalf jaar gewoond.
Enkele jaren later, tijdens zijn verblijf in Efeze, hoort hij van polarisatie en verdeeldheid. Hij schrijft een brief. De adressering en groet lijkt een formele zaak, maar er zit al veel in. In de oecumene wordt vaak een scheepje gebruikt als symbool voor de kerk, een scheepje met een kruis. Als je de gemeente met een schip vergelijkt, dan geeft Paulus meteen al een flink schot voor de boeg. Waar de bemanning zich tegen elkaar afzet, waardoor het schip van koers raakt – daar wijst hij op het enige oriëntatiepunt: Jezus Christus. In die korte begroeting van negen verzen valt de naam van Christus negen maal.
Wij spreken vaak achteloos over de gemeente van Korinte, of de kerk of parochie van Amstelveen. Paulus noemt haar de gemeente van God in Korinte. De gemeente kan nooit een binding aan een stad of een staat hebben. Alleen aan God. We zijn wel ín Amstelveen, maar niet ván Amstelveen. De gemeente moet haar eigenheid blijven zien. Waarin onderscheidt zij zich van de wereld? Waarom is zij er?
Dat is de keuze van God. Paulus schrijft: aan hen die zijn geroepen om zijn heiligen te zijn. Geroepen. We zijn hier niet bij elkaar omdat het zo gezellig is of omdat we elkaar zo aardig vinden of omdat we samen aan godsdienst willen doen of diaconaal bezig zijn… we zijn hier bij elkaar omdat God ons geroepen heeft. Bij Hem ligt het initiatief. Als zusters en broeders zijn we aan elkaar gegeven. In een gezin moet je het maar zien te rooien met je broers en zussen; soms wil je ze wel achter het behang plakken, maar toch… Zo is het in de kerk ook. De plaats in Gods gezin wordt je gewezen. Daarom hebben de kerken altijd het geografische principe gekend: in de wijk waar je woont, daar hoor je ook bij de kerkelijke gemeente of parochie, met die mensen moet je het zien te rooien. Dat is de laatste decennia steeds meer onder druk komen te staan: mensen shoppen als mondige gelovigen langs allerlei kerken.
Tegelijk trekt Paulus de kring ook wijder, er is geen besloten clubgeest: en aan allen die de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen, waar dan ook, bij hen en bij ons. De gemeente maakt deel uit van een wereldwijde kerk, dat mag ze nooit vergeten. Een kerk is oecumenisch ingesteld, of ze is geen kerk van Christus.
Na deze inleidende woorden richt Paulus zich op de bestaande crisis in de gemeente.
Er is verdeeldheid, verzuiling, partijen hebben ieder hun eigen ‘man’. Waarschijnlijk beroemen groepen mensen zich erop het evangelie in zijn ‘beste’ of meest originele vorm te hebben ontvangen. Paulus was de man geweest, die als eerste evangelist de gemeente had geplant; maar hij moest in de gemeente van Korinte zijn apostelschap telkens weer verdedigen tegen aanvallen. Na hem kwam Apollos, een betere redenaar die ook zeker mensen zal hebben geworven; hij was leerling van de joodse school in Alexandrië, en hij zal zeker ándere accenten hebben gelegd dan Paulus, die kwam uit de Jeruzalemse rabbijnse tradities. Kefas duidt op de joodse naam van Petrus; mogelijk wordt daarom een groep ermee aangegeven, die alle accent wilde leggen op de volledige naleving van de joodse wetten, ook voor de niet-joodse gemeenteleden. De ‘partij van Christus’ zou kunnen staan voor het ‘enige echte geloof’.
Dat wordt dan kennelijk ook nog gekoppeld aan de doop. De discussie is in de wereld van die dagen wel te begrijpen. het komt in die tijd nogal eens voor dat mensen zich aansluiten bij een mysteriereligie. Mensen raken ingewijd in zo’n religie door de handelingen van een ingewijde vader. Zo’n vader die je inwijdt, geeft een bijzondere band. Naar analogie daarvan gaan christenen in Korinte uit van een mysterieuze band tussen doper en gedoopte. Paulus verwerpt die gedachte. De namen van de mensen doen er niet toe.
Het zou een mooie boel zijn als gemeenteleden en parochianen hier gingen zeggen: ‘ik ben van Buitendijk’, ‘ik ben van Bakker’, ‘ik ben van Lanser’. En zo moet het ook in de bredere oecumene niet uitmaken of je nu van Menno Simonsz bent of van Maarten Luther of van Johannes Calvijn of van Franciscus van Assisie of van Jorge Bergoglio alias paus Franciscus. Je bent gedoopt in Christus.
Paulus onderbouwt zijn mening en zegt dat hij zich niet kan herinneren veel mensen in Korinte te hebben gedoopt. Hij kan ze op de vingers van één hand tellen: Crispus, de overste van de synagoge; en Gajus, zijn gastheer toen hij in Korinte was; en dan heb je Stefanas, de eerste dopeling in het gebied. Het loont niet echt om de groepsleden te tellen, vindt Paulus. Hij wijst verder op de samenwerking die de predikers onderling moeten hebben. Mensen die voorgaan in de kerken hebben een verschillende roeping, leggen een verschillend accent. Dat is niet erg. Dat is misschien wel aan te bevelen. Zoals een team altijd onderscheiden gaven probeert te bundelen; dat geldt voor een werkkring; dat geldt voor een voetbalteam, met alleen mensen in de spits ga je een wedstrijd niet winnen.
Paulus gaat in zijn waardering voor de verschillen zo ver, dat hij zegt: ‘Ik ben eigenlijk geen doper. Ik ben meer een prediker. Een apostel. En dan geen groot apostel. Want aan jullie criterium van wijsheid voldoe ik niet. Ik ben niet aansprekend, verkondig niet met diepzinnige welsprekendheid. Maar wat ik zeg, deugt wel; ik verkondig de kracht van het kruis van Christus.
Er is bij Paulus nog geen sprake van verschillende kerken. Het gaat om splitsingen binnen een groep van mensen met verschillende meningen. En hij stelt dan de kernachtige vraag: Is Christus dan verdeeld?
In die feitelijke verdeeldheid kunnen we natuurlijk nooit berusten. Vandaar deze wereldwijde week van gebed voor de eenheid. Maar willen we wel dat ons gebed wordt verhoord? Zouden we volgend jaar bijvoorbeeld gezamenlijk op zondagmorgen bij elkaar kunnen komen en de Maaltijd van de Heer vieren? Of zeggen we als het er op aan komt: nu maar even niet?
Amen.
Predikant Protestantse Gemeente
Amstelveen/Buitenveldert