H. Drie-eenheid, 31 mei 2015
Deuteronomium 4, 32-34.39-40
Romeinen 8, 14-17
Mattheüs 28, 16-20
Als ik u zou vragen: wat is uw diepste godservaring? Wat zou u dan zeggen? Misschien zou u mij een moment of gebeurtenis uit uw leven vertellen, die u als heel bijzonder hebt ervaren. Zo bijzonder dat u er bijna van gaat hakkelen of stotteren. Uw verhaal kan zo kwetsbaar zijn dat u er zelden met anderen over hebt gesproken. Wellicht was het een ervaring van diepe vrede of troost. Misschien voelde u zich voor het eerst in uw leven werkelijk geliefd of geaccepteerd. Of zag u opeens hoe uw leven bedoeld was.
Soms mogen we getuige zijn van een interview op de tv, waarin iemand deze vraag krijgt voorgelegd. Het blijkt vaak een heel lastige en ook intieme vraag naar onze diepste overtuigingen. Waarop durven we in ons leven te vertrouwen? En speelt God eigenlijk nog wel een rol in ons moderne leven? Word ik niet een beetje voor gek versleten als ik over bepaalde ervaringen in mijn leven spreek?
Altijd hebben mensen geworsteld met de vraag wat er meer is tussen hemel en aarde. Dat er meer is, daarover was men het vroeger wel eens. Maar hoe dat precies zat? Sommige volkeren kenden vele goden, die onderling hun strijd uitvochten over de hoofden van de mensen. In het Israel van de tijd van Mozes ging men uit van één God. Men stelde zich die God voor als machtig en meelevend met zijn eigen, uitverkoren volk. Zo horen we in de eerste lezing Mozes getuigen hoe de Heer zijn volk gered heeft uit de sterke arm van Egypte. Bij het brandende doornbos had Mozes God leren kennen als degene die er altijd zal zijn, ook in de meest moeilijke omstandigheden. En de ontsnapping uit de slavernij van het land van de Farao werd voor Israel een cruciale godservaring.
Hoe stellen wij ons God tegenwoordig voor? Vandaag viert de kerk het feest van de H. Drie-eenheid. Daarin klinkt de drievoudige godsnaam door: God als Vader, als Zoon en als heilige Geest. We hoorden in het evangelie van Matteüs dat het al in het vroege christendom gebruikelijk was te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Pas veel later werd dit gebruik vastgelegd in een formule, een dogma, namelijk tijdens het concilie van Nicea in 325. Nog weer later, tijdens het concilie van Constantinopel in 381, ontstond een meer definitieve tekst zoals we die nog kennen in het Credo, onze officiële geloofsbelijdenis. En in verkorte vorm tekenen we ons eigen lichaam met deze drievoudige naam van God, telkens wanneer we het kruisteken maken.
Verstaan we nog wat we doen en zeggen? Wat weten we eigenlijk van God? Niemand heeft God ooit gezien, zegt de evangelist Johannes. Als we ons een beeld willen vormen van God, kijken we naar de zoon die mens geworden is. Hij was een levend beeld van God op aarde. Jezus noemde God zijn vader, abba. En wij doen dat in zijn navolging. Wij vertrouwen erop dat we bij deze Vader altijd terecht kunnen, dat onze naam staat geschreven in de palm van zijn hand.
We noemen Jezus Christus de Zoon van God. Hij heeft ons de liefde van God voorgeleefd. In zijn leven kwam God aan het licht. Hij is ons voorbeeld en onze broeder tegelijk.
En we kennen God de heilige Geest. Daarbij mogen we denken aan Gods inspiratie in mensen, de kracht die mensen gaande houdt, die hen in Jezus’ geest verbindt, overeind houdt, liefde doorgeeft.
Drie namen voor God. De drie-eenheid is een drievoudig godsbeeld. Er zijn nog veel meer namen, zoals de Eeuwige, de Oneindige, de Onnoembare. En we beseffen dat elke naam te kort schiet. God is altijd anders, altijd groter dan onze namen. God gaat ons verstand te boven. Tegelijk kunnen we niet anders dan in woorden en beelden onze godservaring aan te duiden. Misschien zijn onze eigen stotterend uitgesproken beelden wel het mooiste. Maar daarnaast willen we vertrouwen op de woorden van Jezus. En op zijn Geest die ons zal blijven vergezellen tot aan het einde der tijden.
Velen vinden het moeilijk zich God voor te stellen als een persoon. Ze ervaren God eerder als een soort levenskracht. Dat is niet zo vreemd. Zolang we maar beseffen dat het niet gaat om een blinde kracht die werkt als een noodlot of toeval. Het beeld van de drie-ene God wijst echter juist op liefde, op communio. Deus caritas est, God is liefde, zegt Johannes. In die zin moet God wel een persoon zijn, maar niet op een menselijke wijze, maar op een goddelijke wijze. We hebben er eigenlijk geen woorden voor.
Maar veel belangrijker dan ons beeld van God is het of we ons werkelijk geliefd en gedragen voelen. Als broers en zusters van Jezus mogen we ons kinderen weten van diezelfde Vader. Hij kent ons en houdt van ons, zoals wij zijn. Hij is immers onze schepper, die zag dat het zeer goed was. Als we dat diep beseffen mogen we in zijn Geest met elkaar omgaan en worden zoals we bedoeld zijn.
Drie-eenheid: wij vieren de liefde van de Vader, die zichtbaar werd in de Zoon en in de heilige Geest nog steeds voelbaar is tot op vandaag. Verder blijft God een groot geheim. Het blijft een zien van verre. We kunnen slecht reiken naar een transcendente werkelijkheid. Zoals Paulus zegt in zijn eerste brief aan de Korintiërs: “Thans zien wij in een spiegel, onduidelijk, maar ooit van aangezicht tot aangezicht. Thans ken ik slechts ten dele, maar dan zal ik ten volle kennen zoals ik zelf gekend ben” (1 Kor. 13: 12-13). Moge die hoop ons staande en in beweging houden. Amen.
PLK