zondag 30 mei 2021
Heilige Drie-eenheid – B
Deuteronomium 4:32-34+39-40,
Romeinen 8:14-17 en
Matteüs 28:16-20
Ambro Bakker s.m.a.
Waar gaat het vandaag over? In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest – daarover gaat het vandaag heel uitdrukkelijk, over die ene God en die drie personen, over de Drie-eenheid of Drievuldigheid, zoals deze zondag wordt genoemd.
De Drie-eenheid is een geheim van ons geloof, een mysterie, waarover je eigenlijk zou moeten zwijgen in alle talen. Natuurlijk is het niet zo bedoeld als een raadsel om op te lossen, maar als een openbaring om van te leven. Geen kwestie van tellen is het, maar van beleven zoals in het Nieuwe Testament. Vader, Zoon en Geest voorkomen als namen van God, zonder dat er van Drie-eenheid sprake is. Elk jaar moet ik weer denken aan een verhaal, dat broeder Paternus op de lagere school ons vertelde over de heilige Augustinus. Een groot theoloog die zich suf praktiseerde over hoe en wat van de Drie-ene God.
Wandelend langs het strand had hij nauwelijks oog voor het prachtige décor van Gods schepping: de oneindige deining van de zee, zover het oog reikt en de horizon, waar het water de hemel raakt. Augustinus verwarde zich in vruchteloze hersenkrinkels over één in drie of drie in één, toen hij een kind zag zitten dat een kuiltje gegraven had en daar water van de zee in schepte. Op zijn vraag waar het kind mee bezig was, antwoordde het: ‘Ik wil héél de zee in mijn kuiltje scheppen!’. ‘Maar dat kan toch niet’, glimlachte Augustinus. ‘Precies’, zei toen het kind, ‘en zo is het voor u ook onmogelijk om het geheim van de drie-eenheid te doorgronden’. En verdwenen was toen het kind, Augustinus achterlatend met een intellectuele kater!
Ik weet niet of Augustinus deze ervaring heeft gehad, maar ik vind dat simpele verhaal toch waardevol, omdat een kind er de hoofdrol in speelt. Zou het misschien het kind Jezus zelf zijn geweest, die ooit gezegd heeft: ‘als jullie niet worden als kinderen, zul je de hemel niet eens binnengaan! (Matteüs 18:2-4) De belangrijkste vraag van vandaag is niet – wie is God – maar – wie zijn wij in Godsnaam dat God zich met ieder van ons bezighoudt?
Zoals we dat kunnen lezen in Psalm 139:1-6, een van de prachtige psalmen, waarin staat: ‘God doorgrond mij en kent mij helemaal zoals ik ben. Hij ziet alles van mij. Hij kent en begrijpt al mijn gedachten. Alles wat ik doe, is bij Hem bekend. Elk woord dat ik uitspreek, kent Hij al voordat ik het gezegd heb. Hij is bij mij, naast mij, voor mij, achter mij. Zijn hand rust op mij. Het is voor mij onmogelijk dat te begrijpen. Het is zo wonderlijk, zo hoog.’ De Drie-ene-God is een mysterie en wij mensen cirkelen rond dat geheim, en hoe meer je ervoor openstaat, dan ervaar je des te meer dat God een mysterie van ons samenzijn is, een mysterie van ontmoeting.
De Drie-eenheid? Als kind was ik altijd geraakt door zoiets als het majesteitsmeervoud. Dan begon de koningin haar proclamatie met de aanhef: wij Wilhelmina, wij Juliana. En als de koning of koningin in meervoud spreekt, waarom zou de goddelijke Drie-eenheidstitel dan geen majesteitsmeervoud kunnen zijn? Interessant vond ik dat wel! Maar intussen heb ik ervaren dat de Drie-eenheid eerder een liefdesspel is dan een ondoorgrondelijk leerstuk, waar je je tanden op stuk kunt bijten. Die ononderbroken ademhaling van God: inkeer en uitgaan, ontvangen en geven, weten en liefhebben, adem van de levende God.
Wij leerden het stomweg van buiten: ‘Er is één God, en er zijn drie personen’. We begrepen daar natuurlijk niets van, zelfs niet met behulp van de drie lucifers van de kapelaan die er één vlam van kon maken. Het enige dat ik nog weet is dat de kapelaan nogal kwaad was, als ik per ongeluk zeiden dat er dus drie goden waren. Het zei me ook zo weinig. Als er nu eens geen drie maar vijf personen waren geweest, had dat mijn leven nou grondig veranderd?
Jezus zal zijn leerlingen deze catechismusvraag wel nooit van buiten hebben laten leren. Maar ze hebben wél aan Jezus gemerkt dat er een Vader was in God, want Jezus raakte nooit uitgepraat over zijn vader. Zij hebben dat ook ondervonden, toen Jezus weg was, dat de Geest van Jezus op een hele bijzondere manier bij hen was. Sinds Jezus mogen we God ‘Vader’ noemen. In het Hebreeuws betekent dat woordje vader Abba. Abba is een kinderwoord. Joodse kinderen riepen Abba als ze verdriet hadden, als ze hulp nodig hadden. Kinderen hebben het woordje Abba gestameld bij vader op schoot. Abba is een kinderwoord, simpel en heel gewoon. Jezus heeft het zelf ook van straat opgepikt. De kinderen riepen het overal. Jezus heeft het Zélf geroepen. Het woord Abba riep in Jezus’ tijd een sfeer van vertrouwen op: thuis zijn, erbij horen, de deur staat altijd open, je bent welkom, je kunt binnenkomen zonder kloppen, schuif maar aan, er is genoeg.
Abba vormde ook de kern van Jezus’ leven. Zijn hart was er vol van. Zo zouden de mensen met elkaar moeten omgaan. In dat ene woord ‘Abba’ vatte Jezus samen waar Hij op hoopte: thuisraken bij elkaar, elkaar onvoorwaardelijk vertrouwen, elkaar ‘n nieuwe kans gunnen en elkaar niet afschrijven. Bidden is voor Jezus: Abba-zeggen. In de naam van Abba willen wij met elkaar omgaan als broer en zus, willen we elkaar opbouwen, niet afbreken, niet afschrijven. Abba-zeggen is: een broer willen zijn, een zus. Maar dan voor iedereen! Ook in Jezus’ tijd zagen ze mensen niet staan. Publieke vrouwen werden gemeden als de pest, tollenaars werden veracht en melaatsen buitengesloten. Vrouwen hadden weinig in te brengen, kinderen helemaal niets. Buitenlanders waren niet welkom. Samaritanen bijvoorbeeld ging men zorgvuldig uit de weg. Met andere woorden: een tijd als de onze! Een tijd waarin men bepaalde mensen gemeden werden als de pest.
Jezus nam daar geen genoegen mee. Hij zei Abba bij het leven. Maria Magdalena haalde Hij weer in de kring, evenals Zacheüs, de tollenaar. Melaatsen raakte Hij aan en genas ze. Vrouwen werden volwaardig lid van de kring van leerlingen. Hij genas het kind van een Romeins officier, van een vijand nog wel! Hij sprak bij de bron met een Samaritaanse, een vrouw, een publieke nog wel, en bovendien een gastarbeidster! Zo werd Abba vlees en bloed in Zijn leven. Dat Abba gebeuren mag, vlees en bloed mag worden in ons eigen leven. Wie het Onze Vader bidt, drukt daarmee de hoop uit dat Abba werkelijkheid wordt in zijn of haar leven. Jezus kwam niet uitgesproken over zijn Vader.
En dan wat de Geest betreft: het zou zonder die Geest een dooie boel zijn, want waar vind je leven dan bij de Geest die levend maakt? We zouden geen greintje troost vinden bij ons verdriet, als die Geest er niet was. De Geest, van wie Jezus zei dat Hij de Trooster is. Jezus belooft ons een Helper te sturen. De Geest maakt mensen tot kinderen van God. Hij brengt ons met God in relatie. Als wij leven in de Geest van Jezus, dan hebben wij een goede geest. Rond de heilige Geest cirkelen de zeven woorden die ons leven tot een feest kunnen maken: liefde, trouw, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, zachtheid en ingetogenheid. De Geest van God is de ziel van ons gelovig bestaan.
Als ik mensen doop, doe ik dat in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Als ik de ziekenzalving toedien, gebeurt dat in de naam van de Vader, Zoon en heilige Geest. Als ik volwassenen en kinderen het vormsel toedien, doe ik dat in de Naam van de Drie-eenheid. En als we een kruisteken maken – misschien doet u dat nog bij het opstaan en slapengaan, of voor en na het eten – dan drukken wij daarmee uit dat we ons leven toevertrouwen aan de Drie-ene God.
Ik denk dat we kinderen de Drie-eenheid niet van buiten laten leren. Als Jezus ons de opdracht geeft om deze wereld meer te maken tot de wereld van God, dan moeten wij Jezus’ leermethode gebruiken. Dan moeten wij net als Jezus de liefde van de Vader zichtbaar maken, en de hulp van de Geest tastbaar. Het kruisteken, in de naam van de Vader, Zoon en heilige Geest, geeft aan dat wij ons hele leven willen stellen onder de bescherming van Jahwe.
Daarom moeten we het feest van de heilige Drie-eenheid niet aan theologen overlaten. Het feest staat niet ver af van ons eigen leven. Je ontmoet God waar wij elkaar ernstig nemen en niet afschrijven en werken aan een bewoonbare, dus schone wereld. Waar wij – gelovig of niet – werken een vrede, gerechtigheid en de heelheid van de schepping, is Gods Geest tastbaar aanwezig. Je weet dat de Geest van God werkzaam is, waar mensen zorgzaam omgaan met elkaar en zorgzaam omgaan met deze aarde. Dan ervaar je wat een kracht God is, waar mensen elkaar het leven teruggeven.
Tenslotte, op het feest van de Heilige Drie-eenheid wens ik u: de genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God de Vader en de gemeenschap met de heilige Geest, zij zijn met u allen!
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
St. Augustinus en De Goede Herder