zondag 15 maart 2020
uitgezonden viering vanuit Noorddamcentrum
Derde zondag van de 40 dagentijd – A
Exodus 17:3-7
Romeinen 5:1-2+5-8 en
Johannes 4:5-42
Op drie zondagen lezen we drie lange evangelieverhalen uit het Johannesevangelie. Drie verhalen die worden gebruikt als onderricht voor de volwassenen die zich in de Paasnacht zullen laten dopen. Zo mogen zij deze weken kennismaken met Jezus als ‘Bron van Levend Water’. Volgend weekend krijgt Jezus de titel ‘Licht van de Wereld’ en over veertien dagen wordt Hij door Johannes voorgesteld als ‘de Verrijzenis en het Leven’. En het zijn deze drie titels die in de Paasnacht ook centraal zullen staan. Jezus als Levend Water, Jezus als Licht van de Wereld en Jezus, de Verrijzenis en het Leven.
Dit weekend wordt Jezus aan ons voorgesteld als ‘Bron van Levend Water’. Wij horen dat Hij midden op de dag, onder de verzengende middagzon, bij een waterput zit. Een vrouw van verdachte zeden komt waterputten. Dat doet ze midden op de dag, terwijl de zon hoog aan de hemel staat. Natuurlijk gaat ze niet tegen de avond naar de bron, als de zon weer laag staat. Want dan komen alle vrouwen uit het dorp water halen. En wat moet je dan als publieke vrouw? Wat zou dat weer een geroddel opleveren! Nee, ze komt liever als ze niemand aan de bron verwacht. Ze ziet dan een man bij de bron zitten. En die man begint een gesprek met haar. Natuurlijk dat er rode lichten gaan branden! Ze knipperen bij het leven.
Jezus en de Samaritaanse. Zij laten elkaar niet links liggen, gaan niet zwijgend aan elkaar voorbij. Er sprake van een échte ontmoeting. De vrouw, die talrijke contacten in haar leven had gehad, komt nu tot een écht contact. Iedereen benaderde haar vanuit bepaalde gedragscodes – met een hoer ga je immers niet om – zo had ze nooit zichzelf kunnen zijn. Wat een bevrijding! We praten zo gemakkelijk over heroïnehoertjes, over zwervers, inbrekers en moordenaars. We schuiven alles en iedereen op een grote hoop en voelen ons mijlen hoog boven hen verheven.
Maar soms kom je écht iemand tegen die écht in de problemen zit. Je komt bij mensen binnen – gewone mensen als u en ik. Ze zitten met hun handen in het haar, hun kind – hoe kon het ooit zover komen? ‘Pater, het was een kind zoals alle anderen: natuurlijk haalde hij af en toe kattenkwaad uit, zoals ieder kind. Nooit heb ik wat gemerkt, en nu dit!’ Het zou je kind maar wezen! Laten wij elkaar niets wijs maken: elk kind, ook jouw kind kan terechtkomen op dat grote menselijke vuilnisvat, waar je bijna niet meer uit komt, want de wereld heeft behoefte aan duidelijkheid. Eens gestolen en je blijft altijd een dief! Één geweldige miskleun in je leven en je hoeft nooit meer op in je dorp terug te keren. Je hoort er niet meer bij. Je draagt een stempel. Eens je lichaam verkocht en je draagt je hele leven lang het stempel van een hoertje.’
Jezus accepteert dat niet. Hij loopt door onze gedragscodes heen, breekt die bewust af, ook al vragen de omstanders, en met name zijn vrienden, zich af of Hij niet weet dat hij met een hoertje in gesprek is, en met een Samaritaanse nog wel. Maar Jezus weet: het zou je eigen kind maar wezen! Ieder mens wordt door Hem uitgenodigd om de vuilnisbelt te verlaten. Zacheüs, de tollenaar, werd door Jezus bevrijd, omdat Jezus zich niet hield aan onze beelden en aan onze vaste patronen. Jezus heeft zich als geen ander beziggehouden met reclassering. Het zou je kind maar wezen!
Op het eerste gezicht zou je zeggen dat Jezus en de Samaritaanse vrouw ánders zijn geprogrammeerd. De vrouw spreekt over drinkwater, waarmee je je lichamelijke dorst lest. Jezus spreekt over het water dat eeuwig leven schenkt. Een indrukwekkende scène, dat wel. De vrouw is ten einde raad.
Jezus is op weg naar Jeruzalem, hoewel Hij weet wat Hem daar te wachten staat! Hij komt niet voor haar, zij komt wel voor Hem (met heel haar wanhoop en al haar verdriet. Ze heeft geen leven meer. Op de achtergrond voel je dat de duivel het gaat winnen. Je ziet het voor je. Dan die harde vreemde woorden van Jezus: ‘het brood is er niet voor de honden’. Want er zijn grenzen en jij staat erbuiten! Brood is er alleen voor de kinderen van Mijn eigen volk. Zij kan beter terugkeren naar waar ze vandaan komt. Terug over de grens. Maar juist nu richt zij zich op in stralend geloof: ‘Kruimels zijn er genoeg. Kruimels zijn ook brood, genade is genade’. De rollen worden omgedraaid. Gods genade kent geen grenzen.
Gods liefde is grenzeloos. Ook voor de Samaritanen, waar het Joodse volk niet zo gek op is. Zij wonen aan de andere kant van de Jordaan. Hun zonen en dochters zijn veelal met niet-joden getrouwd. Ze hebben de naam dat zij het niet zo nauw nemen met de regels en voorschriften van het Joodse Volk. Ze horen er eigenlijk niet bij. Maar Jezus discrimineert niet. Sterker nog, hij zoekt ze als eerste op! Hij vertelt het verhaal van de Barmhartige Samaritaan. Priesters en Levieten van het eigen volk hebben het te druk en laten de man die door rovers overvallen is langs de weg liggen. Het is een Samaritaan die de helpende hand biedt en hem verzorgt
En vandaag horen we dat Hij vrijuit met een Samaritaanse in gesprek gaat. Jezus keert zich om en begeeft zich over de grens. Voor Hem is elk mens geschapen naar Gods Beeld en Gelijkenis. Hij doet niet mee aan dit spel van discrimineren en aan de kant zetten. Ik heb Hem nooit horen zeggen ‘willen jullie meer of minder Samaritanen?’ En zeker heeft Hij nooit gezegd: ‘Dat regel ik dan voor jullie!’
Voor Jezus bestaan er geen grenzen tussen mensen. Daarom heeft Hij geen moeite met de Samaritaanse en speldt haar niet vast op afkomst of beroep. En de Samaritaanse voelt dat aan. Je moet maar durven om je mond open te doen, als je net op je nummer, op je plaats bent gezet.
Een indrukwekkende scène. Speels en kattig weigert het dametje wat water. Jezus belooft haar dan water uit een bron die definitief haar dorst zal lessen. Giechelend houdt ze zich aanbevolen. Dat zou een makkie zijn. Nooit meer met emmers water hoeven te sjouwen. Dan zegt Jezus: ‘Ga uw man roepen’. Ze zegt: ‘Ik heb geen man’. ‘Terecht’, zegt Jezus, ‘want vijf mannen heb je gehad en diegene met wie je nu samenleeft is je man niet’. Dan gebeurt het wonder: de Samaritaanse laat zich oogsten en geeft zich over. Zij komt onder de indruk als Jezus haar verleden doorlicht. Met haar spraakwaterval ‘stroomt ze verder’. Het hele dorp haalt ze erbij, waarschijnlijk de mannen het eerst. Dat is het bevrijdende van het optreden van Jezus. Hij handelt nooit vanuit voorgeprogrammeerde gedragscodes. Zo wordt Hij letterlijk de Bevrijder van mensen die door anderen allang in de hoek zijn getrapt, op de vuilnisbelt gegooid. Het zal je dochter, het zal je zoon, het zal je kind maar wezen!
Jezus vraagt van ons dat wij, als wij teruggebracht zijn naar de waterbronnen van het leven, dat wij op onze beurt weer stromend van leven zijn voor mensen die in het leven zich hebben laten klemrijden of klemgereden worden. Bron van levend water: wij mogen dat levend water doorgeven, op de eerste plaats aan hen die in het leven bijna uitgedroogd en verlept zijn, die in het leven letterlijk hun oren al hebben laten hangen.
En is het u ook opgevallen dat in het evangelie de naam van de vrouw niet wordt genoemd? Zoals ook niet de naam van de man die volgend weekend door Jezus van zijn blindheid wordt genezen. Het is alsof de evangelist Johannes horen zeggen: ‘als je wilt en kunt, vul in de tekst je eigen naam maar in. Want het gaat ook om ónze bekering. In het evangelie gaat het bijna nooit over buurman of buurvrouw, het verhaal gaat, ook vandaag, vooral over onszelf. We kunnen er heel wat van leren hoe ook wij zelf kunnen uitgroeien tot stromen van ‘Levend Water’.
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
pastoor RK Amstelland