Tweede zondag van de Advent
Wil Idskes
“Op de grens van het beloofde land, het keerpunt.”
In tegenstelling met vroegere tijden kunnen wij nu zonder hinder onze landsgrenzen oversteken en doorkruizen.
Snelwegen voeren ons, voorzien van goede wegwijzers, naar ons doel hoewel we onderweg toch dikwijls blokkades moeten overwinnen die tenslotte later gelukkig weer worden afgebroken door hardzwoegende wegarbeiders.
In de eerste lezing horen we ook de profeet Jesaja vertellen over een weg banen, maar dan door de woestijn.
Hij richt zich tot de joden in Babylon, die ontrouw aan Jahweh, gestraft zijn geworden met een deportatie naar die vreemde hoofdstad.
Jerusalem was destijds veroverd en de joden waren als slaven meegevoerd om als arbeiders te werken aan de verfraaiing van de stad Babylon.
Toen, na jaren gevangenschap, de goede en bekwame koning Cyrus aan het bewind kwam en hij de joden hun vrijheid weer wilde teruggeven, voorzag de profeet Jesaja het einde van die zware tijd.
Hij troostte zijn volk en riep het op de terugtocht naar het eigen land te aanvaarden dóór de woestijn, het onherbergzame gebied. Het deed hen denken aan de uittocht van Egypte, het beloofde land kwam weer in zicht!
Maar, die opgave had veel gevolgen, het werd een zware terugtocht, er moesten ook wel paden aangelegd worden, veel hindernissen overwonnen en ook de rivier de Jordaan moest overgestoken worden.
Toch niet zonder succes..
Want dan komt tevens de aankondiging door Jesaja : “Gij, Jerusalem, beklim de hoge berg Sion en roep: uw Heer is op komst. Er zal een bode optreden, die jullie de rechte weg wijst”.
Deze luide stem klinkt eeuwen later nog steeds door bij de evangelist Marcus. En deze Marcus kan nu duidelijk aangeven wie die bode van het goede nieuws dan wel is.
Want weer op de grens van het beloofde land en de woestijn trad Johannes op. En er staat : hij was gekleed in een mantel van kamelenhaar met een leren gordel om zijn lendenen en hij leefde van sprinkhanen en wilde honing, zoals een echte woestijnbewoner betaamt.
Deze Johannes wordt ook wel genoemd: de nieuwe Elia.
En waarom?
Daarvoor moeten we terugbladeren naar het 1e testament.
En zoals u het verhaal wel kent, zwierf ook Elia door de woestijn nadat hij, totaal uitgeput en gedesillusioneerd door de opdracht van Jahweh, zich hier had teruggetrokken.
Hij wierp zich ter aarde en wilde sterven.
Maar God laat het zo ver niet komen, hij stuurde een engel om Elia te wekken en te sterken met brood voor onderweg.
En Elia vervolgde weer zijns weegs.
Volgens het verhaal is Elia niet gestorven, maar werd hij in een wagen, getrokken door vurige paarden, meegevoerd ten hemel, terwijl hij zijn mantel op de aarde liet vallen. En daarom dachten de joden dat Elia eens in komende tijden weer zou terugkomen. De mantel van kamelenhaar, het boetekleed, doet dan ook Jesaja en Johannes, de twee profeten, samenkomen.
Johannes kreeg evenals Jesaja de opdracht de weg van de Heer te bereiden.
Ook hij werd de heraut, de roepende in de woestijn;
“Maak recht de weg voor de Heer ” Keer je om van de tot nu toe genomen weg”.
Want zo zei hij: “Na mij komt Hij die sterker is dan ik, en ik ben niet waardig zijn sandalen los te maken.”
Niet waardig…dat is niet jezelf een nietsnut vinden, je identiteit afbreken, maar je bent gezegend wanneer je zó met eerbied over iemand kunt spreken.
Johannes doopte met water uit de grensrivier de Jordaan, om als het ware de zonden af te wassen, de grens over te steken en een nieuw begin te maken.
De joden kennen het ritueel van wassing in hun mikwe-bad. Op een bordje aan de muur staan de regels van handelen beschreven. Men daalt af in het water en moet zichzelf helemaal onderdompelen ter reiniging en zuivering.
Je neemt bewust afscheid van een periode die achter je ligt, je legt de oude, versleten rafelige ziel af en krijgt een nieuwe ervoor in de plaats.
We blijven even stil staan bij de woestijn. Een plaats van verlatenheid, van eenzaamheid, van honger en dorst. Een plaats van ronddolen in duisternis van het uitverkoren volk .
Nog niet zo lang geleden zijn we er mee geconfronteerd via de twee vriendinnen, die nietsvermoedend hier de dood tegemoet gingen. Maar de woestijn kan ook de plaats zijn van geraakt worden, van tot bezinning komen, van tot jezelf komen,een kans tot een ommekeer in je leven.
God leidt je dan niet alleen met kràchtige arm tijdens de uittocht, maar ook met zàchte hand, zo hoorden we in de 1e lezing. De herder van de schapen hoedt ons die mogen uitzien naar de terugkeer.
Weten van Gods’ nabijheid en zo nieuw leven vinden.
Wie waagt met Johannes de Jordaan, de grensrivier van oud- en nieuw leven, in te dalen, die waagt de oversteek van een dorre leegte naar het nieuwe beloofde land.
Ons openingslied “Door de wereld gaat een woord: Breek uw tent op, ga op reis naar het land dat ik u wijs.” vertelt daarvan.
Wij zullen de obstakels, die we onderweg tegenkomen, waarachter wij ons soms verschuilen, om onze opdracht tot christen maar niet te horen, moeten afbreken.
En wie geeft ons dan het gereedschap om onze weg naar het Kerstkind te effenen?
Wie helpt ons om onze levensweg vrij te maken?
Het is ongelooflijk zwaar om op je knieën als wegwerkers met hamers en stenen te ploeteren, daar slijt je van.
Als wij dan mogen luisteren naar Johannes, de voorloper, die zegt te dopen met water, maar wie na hem komt zal dopen met de H. Geest, dan zijn wij als gedoopte mensen toch wel héél bevoorrecht om op die manier met het komende Kerstkind verbonden te zijn!
Dàn kunnen wij ook zelf een werktuig in God’ handen worden door de weg naar elkaar te effenen en zó vrij maken naar het komende Kerstkind.
We kunnen dan straks onze viering besluiten met het mooie slotlied: “Nu daagt het in het oosten”, de komst van het Kerstkind, waar we zo naar uit kijken.