Hoogfeest van het Heilig Sacrament
1 Korintiërs 10:16-17 en
Johannes 6:51-58
Inleiding
Beste parochianen en al diegenen die vanmorgen met ons verbonden zijn. Van harte mag ik u welkom heten bij deze viering op Sacramentsdag. Sacramentsdag vindt zijn oorsprong midden in de Lijdensweek, en wel op Witte Donderdag. Daar vierde Jezus met zijn leerlingen het Laatste Avondmaal en gaf zichzelf in gebroken brood en een beker uitgegoten wijn. Vandaag vieren wij de gebeurtenis van Witte Donderdag op-nieuw. Maar dan feestelijker. Normaal trekken, vooral in de zuidelijke provincies, de feestelijke sacramentsoptochten. Maar in deze coronatijd gaan ook die feestelijke vaak drukbezochte processies helaas niet door. Toch vieren wij vandaag opnieuw het feest van het Heilig Sacrament.
Vandaag vieren wij ook het feest van ons Latijns Parochiekoor. Dit koor viert haar honderdjarig bestaan. Al meer dan een jaar heeft het koor zich voorbereid op dit eeuwfeest dat een knalfeest zou moeten worden. De werkelijkheid is anders: ook al leden van ons jubilerende Latijns Parochiekoor volgen de viering via Amstelland-Tv thuis mee. Fijn dat we daar de gelegenheid voor hebben. Degenen die deze uitzending verzorgen, zijn we daar heel dankbaar voor. Is honderd jaar veel? De Augustinusparochie bestaat dit jaar maar liefst 385 jaar. De voorgeschiedenis van het Latijns Parochiekoor is dus al 285 jaar. Wat een geschiedenis!
U ziet hier nu twee foto’s van de afgelopen eeuw. Een oudere en een nieuwe foto. En u ziet dat op de eerste oudere foto het koor alleen bestaat uit mannen. En dat het kinderkoor alleen jongens kende. Op de nieuwe foto ziet u dat ook vrouwen lid geworden zijn van het Parochiekoor. En van het kinderkoor zijn de meeste leden geen jongens meer maar meisjes. Maar ja: ‘tempora mutantur, nos et mutamur in illis’ (de tijden veranderen en wij veranderen mee) Trouwens ook dit koor zou vandaag feest moeten hebben, want dit jaar bestaat ze 50 jaar. Ook hen van harte proficiat. Ik wens u een goede inspirerende viering toe.
Verkondiging
ONS LATIJNS PAROCHIEKOOR 100 JAAR
Ons Latijnse parochie viert haar honderdjarig bestaan. Dat zouden we vandaag feestelijk gaan vieren. Maar daar heeft de coronavirus weer een stokje voor gestoken. Het feest is intussen verplaatst naar 2021. Maar het koor viert in deze dagen zelf een feest, op afstand, met vele anderhalve meters. Gisteren werd het feest samen gevierd, maar wel op een heel bijzondere manier: in kleine groepjes die onderling weer via telefoon en beelden met elkaar verbonden zijn. Zo werd het toch een bescheiden maar wel een bijzondere verbondenheid.
Vandaag besteden we ook aandacht aan dit jubileum, maar op een gepaste en bescheiden wijze. Wat kan ik vertellen over ons koor? Vaak vergelijk ik een koor met het orgel. Daar speelt elke orgelpijp mee in het grotere geheel. Loze of stomme pijpen zitten er niet in! En dan mijmer ik verder en denk: kon ik maar als pastoor achter de speeltafel zitten van een gemeenschapsorgel, waarin álle stemmen meedoen! Wat zou het ‘n feestorgel zonder weerga worden! De goddelijke blaasbalg zou de heilige Geest zijn, die als een frisse wind door de parochies waait, en. God mag daarbij onze motor zijn. De partituur zouden we kunnen vinden in de H. Schrift. En met genoegen zou ik als pastoor af en toe gebruik willen maken van de zweltrede!
Maar niet alleen in het koor, onze hele geloofsgemeenschap zit eigenlijk hetzelfde in elkaar als een orgel. Sommige parochianen zijn heel zichtbaar, zitten in het front, andere parochianen zitten diep in de kast verscholen. Het zijn de kleine kinderstemmetjes, de basstemmen van bejaarde mensen, de hoge stemmen van meisjes en vrouwen, de tenorstemmen van de mannen. Zo kunnen wij, helaas nu niet, God be-zingen met een dankbaar hart: ‘met psalmen, hymnen en liederen, ingegeven door de heilige Geest’ (Colossenzen 3:16)
Elk orgel moet van tijd tot tijd ook in de revisie of worden gestemd. Zo moet ook onze geloofsgemeenschap af en toe in de revisie en moet worden afgestemd op de eer aan Gods en onze dienst aan onze naasten. Dat gebeurt vooral door te luisteren naar het Woord van God, door gebed, het zingen van lofrijke liederen en het samen breken van het brood tot Zijn gedachtenis. En daarmee zitten we in het hart van vandaag: Sacramentsdag. Vanaf vandaag mag er weer communie worden uitgereikt. En dan niet op de bekende manier. In deze Coronatijd letten we goed op de ander-halve meter afstand, en de communie zullen we op een heel andere manier uitdelen. Daar zullen wij u de komende weken over berichten.
MIJN VLEES IS ECHT VOEDSEL
Met de Eucharistie moeten we bijzonder voorzichtig zijn. Bij de Communie is er sprake van een concrete ontmoeting met de komst van de Heer. Niet voor niets is de Eucharistie de bron van álle koren. Wij moeten daar bijzonder zuinig mee zijn. Nou staan Hollanders wel bekend om hun zuinigheid. In zekere zin zijn we ook zuinig. Zeker op onze kostbare spullen. Er mag geen deukje komen in onze auto, er mag geen vlekje komen op onze nieuwe pak of jurk. Er mag geen scheurtje komen in het nieuwe behang. Vaak hoor je ouders tegen kinderen zeggen: ‘wees er voorzichtig mee, want het is niet van jou’. Dat begrijp ik niet, want als het wél van jou was, zou je er veel zuiniger mee zijn.
Er zijn veel dingen waar we zuinig op zijn, omdat ze heilig voor ons zijn. Een van die dingen waar we heel zuinig op zijn, is voor velen het Allerheiligst. Zo noemen we dat ook: het Allerheiligste! Velen van u kennen ongetwijfeld de oude verhalen over Eerstecommunicanten, voor wie het feest niet doorging, omdat het kind zonder erg wat water had gedronken. En vroeger raakte alleen de priester de hostie aan. Hij deed de deur van het tabernakel open zonder duim en wijsvinger te gebruiken, want daar had hij de hostie mee vastgehouden. De bladzijden van het missaal sloeg hij nooit om met duim en wijsvingers, maar met de andere vingers. Zo heilig was dat Allerheiligste,
Dat mag allemaal wat overdreven zijn, maar de vraag is of we niet te veel de andere kant uit zijn gegaan. Tijdens de voorbereiding op een huwelijk, vroeg een bruid eens aan me: ‘moet ik dat ding, hoe heet dat ook al weer, een hostie geloof ik, gelijk in mijn mond steken of moet ik wachten totdat mijn vriend dat ook doet?’ Het is geen verwijt aan dat meisje, maar het is een ernstige vraag aan onszelf. Hoe hebben wij de laatste vijftig jaar dat Allerheiligste aan onze kinderen doorgegeven?
Nou is er de laatste jaren veel veranderd, gelukkig ook veel ten goede. We gaan wat minder kwezelachtig met ons geloof om. En gewijde of ongewijde handen? Elke hand wordt gewijd die vol geloof de Heer ontvangt en doorgeeft. Want zo houden wij Jezus levend in ons midden. Zo krijgt Hij handen in voeten, heel concreet, in ons eigen bestaan. Als we ter communie gaan, ontvangen we geen stukje van Jezus, maar het is de uitnodiging om – al etend en drinkend, gevoed te worden door Jezus’ mentaliteit. Niet voor niets zegt Jezus: ‘als je aan het altaar komt, en je herinnert je, dat iemand iets tegen je heeft, laat dan je gaven bij het altaar achter en ga je eerst met je broeder verzoenen, en kom dan terug’ (Matteüs 5:20-26)
Het Evangelie van vandaag is eigenlijk maar kort. Maar in deze acht verzen wordt niet minder dan negenmaal over ‘Leven’ gesproken. Dat zegt eigenlijk álles over de levenshouding van Jezus. Hij was zo overtuigd van de mogelijkheden die in elk mens aanwezig zijn, dat Hij het niet kon aanzien als iemand verpieterde. In zo iemand wilde Jezus als het ware zijn eigen levensadem inblazen. Om in leven te blijven moet je eten en drinken. Maar om geestelijk te blijven leven heb je ook voedsel nodig. Jezus wilde niets liever dan zelf dit voedsel zijn. Hij zegt dat ook: ‘Als u het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt u het leven niet in u. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en Ik in hem’ (Johannes 6:52-59)
Ik heb eens een jonge moeder begraven. Na een tijd van opstandigheid was zij tot berusting gekomen. Zij had de dood in haar leven aanvaard. Alleen één ding kon ze bijna niet aanvaarden. In haar laatste uur fluisterde ze nog: ‘Wat zou ik nog graag bij mijn kinderen blijven. Ze hebben me nog zo nodig, vooral de kleinste. Ik zou nog graag bij hen blijven en voor hen zorgen’. Dat was ook de grote verzuchting van Jezus. Hij wist hoe zijn vrienden en vriendinnen achterbleven als schapen zonder herder. Wat die moeder niet kon, heeft Jezus wel kunnen doen. In zijn liefde heeft Jezus het uiterste gedaan wat Hij doen kon. Hij zei: ‘Ik laat jullie niet als wezen achter. Ik zal bij jullie blijven’ (Johannes 5:14-18)
Hij nam toen het brood in zijn handen en zei: ‘Dit is mijn lichaam gebroken voor jullie’. Hij nam een beker fonkelrode wijn en zei: ‘Mijn bloed, voor jullie vergoten, zelfs voor hen die mijn bloed wel kunnen drinken’. De grote theoloog Thomas van Aquino noemt Jezus: ‘Pie Pelicane’. De legende vertelt dat de pelikaan, als zij in de woestijn geen voedsel meer kan vinden voor haar jongen, met haar bek haar borst opent, om met haar eigen bloed, haar jong tot voedsel te dienen. Zelfs al kostte haar dat haar leven.
Tot viermaal toe wordt vanmorgen in het evangelie ook over Bloed gesproken. Dat heeft alles te maken met de dood van Jezus. Zó opkomen voor anderen, zoals Hij gedaan heeft, kan ingrijpende gevolgen hebben. Maar laat je niet afschrikken, want zelf in het uur van zijn dood ging het bij Jezus nog om de dood, maar om het léven. Eucharistie vieren betekent dat je van God het Leven krijgt en het Leven aan elkaar doorgeeft. Dat is een hele mond vol. Maar het betekent dat je het aandurft om je te laten volstromen met de Geest van Jezus Christus. Dat je leeft voor anderen, bevrijdend, bruisend, voluit.
Vanaf nu krijgen we, zolang als het goed gaat, weer bij de communie van dat gewone/ongewone brood. Om ons duidelijk te maken dat een mens niet leeft van brood alleen, laat staan van louter koekjes van je eigen deeg! Wie bij het ontvangen van het Lichaam van Christus ‘Ja en amen’ zegt, weet dat daar de nodige consequenties aan verbonden zijn. Het is ‘Ja en amen’ zeggen tegen ons omgaan met God en ons omgaan met elkaar. Het is ‘Ja en amen’ zeggen tegen het leven. ‘Ja en amen’ zeggen tegen de opdracht van Jezus om in zijn Naam met elkaar het levensbrood te breken en te delen. Dichtbij en op wereldschaal. Neemt en eet. Komt gerust, maar weet wel wat je dan als Zijn volgeling te doen staat! Want, iedereen mag het zien en weten dat wij bij de Communie samenkomen rond onze Verrezen Heer, die voor ons het Brood van het Leven is geworden, en het voedsel voor onderweg naar God is!
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam