zondag 3 oktober 2021
27e zondag door het jaar – B
Genesis 2:18-24, Hebreeën 2:9-11 en
Marcus 10:2-16
Het begin van de schepping is als een stille, vroege morgen. In die sfeer is de mens geschapen op het einde van de eerste week van de schepping. Op dat plechtige moment sprak God in het meervoud: ‘Wij God, wij gaan nu de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend. En God schiep de mens als zijn beeld als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hem (Gen.1:26-27). Ook God is geen God van eenzaam alleen zijn, maar een God van gemeenschap, zoals Vader en Zoon (Joh. 10:30). Het paar is beeld van God, dus niet een individu. Man en vrouw worden door God gezegend, niet als een enkeling apart (Gen.1:28) En God zag dat het zeer goed was (Gen 1:10). Heel de kracht van de natuur getuigt daarvan: de drang naar iemand anders, naar mensen om je heen.
En dan is het weer tijd voor God om te scheppen. Zo wordt het verteld: ‘Toen deed de Heer God op de mens een diepe slaap neerdalen en hij sliep in. En Hij nam een van zijn ribben en sloot zijn plaats toe met vlees. De Heer bouwde de rib die Hij van de mens nam tot een vrouw en bracht haar tot de mens’. De eenzame Adam die alleen is en sterft, en een nieuwe Adam staat op als ‘medemens’. Er is een naaste. En dan die rib: Ooit zei tijdens een bruiloft de bruidegom tegen me: ‘Mijn vriendin koste een rib uit mijn lijf, maar ze is de moeite waard!’. Eén rib uit je lijf: een onuitputtelijke bron voor grapjes. Rabbijnen leerden ons eigenlijk een betere vertaling: Hij nam een van zijn zijden, een van zijn kanten. Wat doet God, Hij splitst de mens. Hij maakte van de twee zijden van de mens twee mensen. Tweezaam is de mens. Elk mens is half. Samen met je medemens word je pas heel. Nu breekt het moment aan. De mens zegt: ‘Ditmaal is ze het: ‘been van mijn gebeente, vlees van mijn vlees! Zij wordt genoemd Isja, vrouw (naar de vertaling van Huber Rosenzweig).
Eens vroeg een rabbi aan zijn leerlingen: ‘Waarom nam de Eeuwige, geprezen zij zijn naam, een van de ribben van Adam om daar de vrouw uit te boetseren? ‘Door ervaring wijs geworden wachtten de leerlingen in stilte af totdat de rabbijn zelf met het antwoord zou komen. De wijze ging daarom na enge seconden verder: ‘De Eeuwige, geprezen zij zijn naam, maakte de vrouw niet uit de voeten van Adam, want zij mocht zich eens de mindere van Adam voelen! Hij nam de vrouw ook niet uit het hoofd van Adam, want zij moest zich eens zijn meerdere gaan voelen! Maar de Eeuwige, geprezen zij zijn naam, nam de vrouw uit een rib van de man, want dichter bij het hart durfde Hij het niet laten komen. God zegt van harte dat voor Hem man en vrouw evenwaardig zijn, en in het bijzonder als zij in een eenheid van liefde verstrengeld zijn. Uitdagend voegde de schrijver – of schrijfster – aan het verhaal toe: ‘Zo komt het dat de man zijn vader en moeder verlaat en zich zo aan zijn vrouw hecht dat zij volkomen één worden’ (Gen. 2:24).
Mensen die zich met elkaar verbinden: een kreet van verrukking en herkenning. Hij geeft haar zijn eigen naam: Isja. Vrouw-mens samen met de man-mens. En samen heel-de-mens. Zo is de mens medemens geworden. Hij zegt: Jij! Jij! Jij! Hij krijgt antwoord en geeft antwoord. Hij kan aan iemand doen wat God aan hem deed: liefhebben en trouwzijn. Mens-zijn is een ander dankbaar herkennen en aanvaarden. Als iemand waar je soms armer en rijker van wordt, zeggen: jij ben van mij, Maar altijd op de manier waarop Christus dat zei tegen zijn mensen: om je te dienen… De profieltekening van de mens is nu af. Hij is de mens onder God en mens met de medemens. God is een, maar wij zijn met zijn tweeën nummer twee.
Moet daar nog iets aan toegevoegd worden? Twee opmerkingen. In de eerste plaats: Het huwelijk is iets goeds. Dat we elkaars antwoord zijn, kunnen we dat intensief beleven. Maar wij beleven het niet alléén daar. Er zijn ook andere verbintenissen tussen mensen. Vriendschappen kan daar een van zijn. Ook de intieme vriendschap tussen mensen van hetzelfde geslacht. En evenzeer relaties die alleen een ‘geestelijke’ vorm hebben. En in de tweede plaats: Het Huwelijk is iets goeds. Mensen hebben daar veel in kunnen vinden. Maar het is niet het éérste en het énige in het leven. In de Bijbel is ten slotte het eerste de verbondsrelatie met een Heer die de bruidegom van zijn volk genoemd wordt. En tegen ons allen is er, om welke situatie ook, getrouwd of ongehuwd, gezegd: Niet goed is het dat de mens alleen is; Ik zal hem een hulp maken, hem tegenover. En toen kwam Hij in ons midden, Jezus, onze allernaaste, onze partner, in goede en kwade dagen, in leven en in sterven. De mens is nummer twee op aarde. En zijn huwelijk is een tweede, een hele goede tweede, maar een tweede.
Mensen hebben een hartstochtelijk verlangen naar onbreekbare trouw. Voor de Eeuwige is trouw een wezenlijk kenmerk van de Onnoembare Jahwe: ’Ik zal er voor jullie zijn, Ik ben met jullie verbonden’. Nu komt een nieuwe vraag bij me op: hoe kijkt God om naar mensen die met vallen en opstaan, met mislukken en opnieuw proberen zo eerlijk mogelijk hun weg door het leven proberen te gaan? Zou Hij ons vastpinnen op een eenmaal begane vergissing? Bindt God ons onherroepelijk vast aan fouten, aan verkeerde keuzes, en al onze tekortkomingen? Omstreeks het jaar 1300 riep de bezielde Dominicaanse prediker meester Eckhart in een preek uit:
‘Wij geloven in een wonderlijke God. Onze God is zo wonderlijk dat Hij niets liever doet dan tekorten vergeven. En hoe groter de zonden, hoe liever God ze vergeeft’
Mr. Eckhart.
Elke scheiding is voor de betrokkenen een drama. Want je moet toegeven, dat het je niet gelukt is, dat je verwachtingen te hoog, te anders waren, dat de tegenstellingen niet te overbruggen bleken. Gelukkig weten we vanuit de Schrift dat zelfs dan God ons nieuwe kansen geeft, omdat Hij uiteindelijk uit is op ons geluk. Als het aan God ligt, zal zijn verbond met ons niet verbroken worden. Nu is het aan ons, onze kant van de afspraak na te komen in het vertrouwen dat we telkens met ons medemensen opnieuw kunnen beginnen op zoek naar wederzijdse relaties die het verbond met God waardig zijn.
Gelukkig zijn er ook nog steeds mensen die het huwelijk vanuit hun geloof beleven. Die hun huwelijk vanuit de geloofsbron voeden en sterken. Hun gezinsleven kent vaste gebedstijden, de Bijbel is een Familiebijbel, de unieke levensmomenten zoals geboorte, verjaardag en jubileum worden in de geloofsgemeenschap voor God gevierd. Er wordt serieus naar gestreefd een christelijk gezin op te bouwen. Toch kunnen zelfs ernstige pogingen mislukken. We worden, ook in onze tijd overspoeld met echtscheidingen. Er zijn jonge mensen die daarom niet aan een definitieve huwelijkssluiting durven beginnen. Samenwonen heeft minstens de schijn van voorlopigheid.
Opmerkelijk: in het slot van het evangelie worden nu opeens kinderen bij Jezus gebracht. Dit heeft alles met onze preek van vandaag te maken. Net alleen vanwege de verantwoording voor deze jonge mensen die in verbond zijn verwekt en voortgekomen. Een kind wekt ook in ons op: de frisheid van het begin, de ontvankelijkheid voor het leven, de groei naar volwassenheid en de geestkracht en de wederzijdse liefde die daarvoor nodig is.
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
H. Augustinus en Z. Titus Brandsma