zondag 16 januari 2022
2e zondag door het jaar – C
Jesaia 62:1-5, 1 Korintiërs 12:4-11 en
Johannes 2:1-12
Als ik op een feestje ben en de drank raakt op, is er altijd wel een grappenmaker die zegt: ‘Gelukkig hebben we een pastoor in ons midden. Die zal dan de drankvoorraad wel aanvullen!’ En dan kijk je maar alsof je het grapje voor de eerste keer hoort…
Het is opmerkelijk hoeveel mensen, ook degenen die vrijwel nooit meer in de kerk komen, het verhaal van het water dat in wijn verandert kennen. Maar gaat de diepere betekenis van het verhaal dan niet veel verder dan een ordinair wonder? Maar Jezus is toch geen tovenaar. Daarom: wat wil het verhaal ons dan eigenlijk zeggen? Het is opmerkelijk dat Johannes het niet over een wonder heeft. Johannes gebruikt in zijn evangelie niet het woord wonderen, maar hij heeft het over tekenen die naar iets, naar Iemand, verwijzen:
- Het verhaal van de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging is een opstapje naar zijn uitspraak dat Jezus ‘brood van de wereld’ is.
- Het verhaal van de genezing van de blindgeborene is een opstapje naar de uitspraak dat Jezus ‘het licht van de wereld is’.
- Het verhaal van Jezus’ ontmoeting bij de bron’ is het voorspel voor de uitspraak dat Jezus ‘bron van levend water’ is.
Het is duidelijk voor Johannes: Jezus is Licht van de Wereld, de Ware Wijnstok, de Weg, de Waarheid en het Leven, de Verrijzenis, de Messias, zelfs de Redder van de wereld, beeld en gestalte van Gods liefde voor ons.
Het verhaal van vandaag speelt zich af in het kleine dorpje Kana. In die naam hoor je het woord Kanaän, de vroegere naam van het land waar dit dorpje lag. Twee kerken, een Rooms-Katholieke en Grieks-Orthodoxe-kerk, brengen nog steeds in onze tijd het wonder van Kana in herinnering. Tot op de dag van vandaag wordt zoete witte en rode wijn verkocht die gemaakt wordt in het trappistenklooster van Latrun, gelegen tussen Tel Aviv en Jeruzalem. Het klooster heeft ook nu nog veel wijngaarden en olijfbomen. Het is het trouwens het enige trappistenklooster in Israël.
De kern van het verhaal in het plaatsje Kana is vandaag is geen tovenaarskunst. Waar het om gaat is dat Maria, de moeder van Jezus, meeleeft met de verlegenheid van een bruidspaar, die in een wijngebied op het bruiloftsfeest geen wijn meer heeft. En toen die stilte toenam, kwam Maria en stond bij Jezus, aarzelend en nog eens aarzelend. Ze keek haar Zoon in de ogen. Half vragend zei ze toen: ‘Jezus, er is geen wijn meer. En toen, ofschoon Maria maar fluisterend gesproken had, was er in heel die volle, pratende feestzaal nergens meer een klank, alleen maar wachten, ademloze stilte. En in die stilte vroeg Jezus, weigerend: ‘Wat is er tussen u en mij? Mijn uur is nog niet gekomen.’
Maar met haar moederlijke gevoelens wilde Maria het bruidspaar hulp bieden. Zij weet dat Jezus kan helpen, en op welke wijze als het moet. Jezus begint dan te pruttelen, maar Maria blijft vertrouwen hebben in haar Zoon. Op de bruiloft wordt van water wijn gemaakt. En dat wil er wel in! Wijn bevordert de sfeer en verhoogt de stemming. Wijn geeft kleur aan je leven. Wijn tilt het leven boven een grauwe alledaagsheid uit. Het verhaal heeft iets opbeurends, Het heeft onmiskenbaar te maken met levenszin en levensvreugde. Zo komen we bijna spelenderwijze op het spoor wat Johannes ons in dit verhaal wil zeggen.
Het is een verhaal uit een lang vervlogen verleden. Maar het is uiterst actueel. Het is ons op het lijf geschreven. Het beantwoordt aan onze diepste hunkering. Het gaat om voluit leven. Wat elk bruiloftsfeest moet toch doorgaan, maar helaas, de wijn is op. Veel profeten hebben de relatie tussen God en zijn volk vergeleken met een huwelijk. God als de bruidegom en Israël als zijn bruid. Zo hoorden we in de eerste lezing Jesaia zeggen: ‘Zoals een jongen zijn meisje trouwt, zal Hij die u opbouwt, u trouwen. En zoals een bruidegom zich verheugt in zijn bruid zal God zich in u verheugen‘ (Jesaia 61:5).
Het is een manier om te zeggen dat God van zijn volk houdt en dat Hij zijn volk (ons) trouw blijft in goede en kwade dagen, in armoede en rijkdom, in ziekte en gezondheid. Ook het verhaal in het Johannes-evangelie zit vol symboliek. Op de derde dag gaat Jezus naar Kana. Het getal drie verwijst naar het einde van het evangelie: Dan staat Jezus op de derde dag op uit de dood. Zoals de liefde tussen mensen van water wijn kan maken, kan de liefde van God uit de dood nieuw leven maken.
Trouwens als je het Johannes-evangelie leest vanaf het begin is het al met al zelfs de zevende dag. En dat is de dag van de sabbat, de dag van God, dag van harmonie en eenheid tussen de mens en God. Het leven dat kan uitlopen op een geweldig bruiloftsfeest tussen God en de mens. Toch blijven er vele vragen over bij het Kana-verhaal. Het gaat over nieuwe wijn. Was de oude dat niet meer goed en waarom dan niet? Het water werd vervolgens gegoten in vaten die normaal gebruikt werden om van de gasten de voeten te wassen. Betekent dit dat de Joodse gebruiken werden afgeschreven?
En welke rol speelt Maria in dit verhaal? Werd zij door de eerste christenen, door Johannes, symbolisch gezien als de bruid van Christus en als symbool van de kerk? Het verhaal begint heel simpel. Er wordt feest gevierd in Kana, een bruiloft, en er is geen wijn (meer). Er zijn veel gasten waar niet op gerekend was. Maria legt het probleem aan Jezus voor. Maar Jezus vindt dat zijn uur nog niet gekomen is. Hij zegt botweg: ‘vrouw is dat uw zaak?’. Stel je voor dat ik als kind van mijn moeder een brood moest halen, en dan tegen mijn moeder zou zeggen: ‘vrouw, is dat uw zaak?’ Ik zou zonder eten naar bed worden gestuurd na een draai om mijn oren. In de tijd van Jezus zouden ze dit zonder meer hebben begrepen. Het heeft te maken met aan narratieve (verhalende) manier van uitdrukken. Het Latijnse werkwoord narrare betekent ‘vertellen’.
Toch gaat Jezus naar de keuken en doet het water in de wasbekkens blozen als wijn. En de ceremoniemeester vraagt waarom de bruidegom de beste wijn tot het einde heeft bewaard. Over één ding zijn de bijbelgeleerden het weleens. Het gaat er om dat ons leven uitloopt op een geweldig bruiloftsfeest. Er zijn profetische beschrijvingen van de overvloed aan eten en drinken in die dagen.
Er is een joods apocrief document uit dezelfde tijd dat Johannes zijn evangelie schreef, dat voorzegt dat er in die Messiaanse dagen een tienvoudige druivenoogst zal zijn. Iedere wijnstok zou duizend takken hebben, iedere tak duizend druiventrossen, iedere druiventros duizend druiven, en iedere druif zou zo’n vier tot vijfhonderd liter druivensap opleveren. Daarbij vergeleken zijn de zeshonderd liter van Kana nog maar kinderspel. Toch gaat het vandaag niet eens zozeer over water dat in wijn verandert. Johannes beschrijft een teken, een veel belovend teken over dat nieuwe Messiaanse rijk dat in aantocht is. Het gaat vandaag over een huwelijk. Het verhaal gaat over de liefde. God houdt van ons en geeft zich aan ons. Zoals bij het Laatste Avondmaal: Jezus geeft zich in liefde, tot het uiterste toe. Hij neemt brood en beker en zegt: ‘neemt en drinkt, Ik ben het zelf en Doet dit tot gedachtenis aan Mij!’ Wij leven van dit laatste gebaar van Jezus – tot de dag van vandaag.
En zijn vrienden zeggen: weet je nog, hoe de Schriftgeleerden vroegen naar het voornaamste gebod? Weet je nog dat, dat Hij toen zei in alle eenvoud: houdt van God en van de mensen om je heen! Een nieuw gebod geef Ik u: hebt elkaar lief, zoals Ik u hebt liefgehad. Zo zullen de mensen weten dat je bij Mij en bij de Vader hoort! Onvoorstelbaar: er is een God die van de liefde leeft en die mij bij mijn naam kent! Hij kent mij door en door. Hij is met mij vertrouwd, want Hij heeft mij geweven in de schoot van mijn moeder. Hij kent mijn stem, mijn ademhaling, het kloppen van mijn hart. Als je wilt kun je Gods liefde voelen tot in de vezels van je bestaan. Van het bruidspaar kennen we niet eens de namen. Zouden ze geweten hebben dat ze vanaf hun jawoord nieuwe wijn gedronken hebben en dat ze sprekende beelden zijn geworden van een God die zijn mensen liefheeft tot over de grenzen van de dood heen?
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam