zondag 24 december 2023
Vierde zondag van de Advent – B
2 Samuël 7:1-5+8b-11, Romeinen 1:25-27 en
Lucas 1:26-38
Ambro Bakker s.m.a.
In de Heilige Schrift lezen we veel verhalen over mensen die, hoe klein ze ook zijn, niet worden afgebroken, maar opgebouwd. God heeft blijkbaar een zwak voor het kleine en nietige. Bij God mag het kleine groot worden en het grote zal God niet kleineren. De levensgeschiedenis van Maria is daar een goed voorbeeld van. Maria is niet de dochter van de machtige keizer, maar een gewoon jong meisje uit het volk, afkomstig uit een gehucht aan de rand van het Keizerrijk. Uit haar laat God zijn Zoon geboren worden. Elk jong Joods meisje kon in die tijd niet loskomen van de gedachte dat zij de moeder zou kunnen worden van de Messias. Mirjam verzet zich tegen dat wonder: ‘Hoe kan dit geschieden? Maria weet: eigenlijk ben ik niet eens getrouwd, nu ik mijn Kindje krijg!’
Maar Gods wegen zijn de wegen van mensen niet. ‘Vrees niet, Maria’, zegt de engel Gabriel. En uit een mengeling van protest en overgave wordt de Messias geboren. En zo komt het leven van Mirjam tot een bijzondere rijpheid. In de eerste lezing hoorden we dat God zich niet wil laten opsluiten in een tempel of in een geïnstitutionaliseerde godsdienstigheid.
In de profetenboeken (waartoe ook 2 Samuël wordt gerekend) klinkt vaak kritiek op het vastleggen en opsluiten van God in een of ander gebouw. Natuurlijk wil God zijn tempel bouwen voor zijn Zoon, maar niet in een stenen gebouw. Want de schoot van Mirjam is daar goed voor, maar Maria schrikt hevig. Dan wordt ze met name aangesproken. ‘Maria, je zult zwanger worden en een Kind ter wereld brengen en je zult Hem de naam Jezus geven’. Haar naam betekent: God-met-ons, Immanuel (Redder). Maria geeft haar ja-woord. Zij heeft God wel op een heel bijzondere wijze toegelaten in haar leven.
Maria is voor sommigen van u terug van weggeweest. We plaatsen ons daarmee in de traditie van onze voorouders die een stortvloed van namen voor haar hebben gevonden. Maria is de Ark van het Verbond, de deur van de Hemel, de Morgenster, Heil van de Zieken, de toevlucht van de zondaars, de troosteres van de bedroefden etc. In de Heilige Schrift wordt Maria gesproken over een eenvoudige dienstmaagd aan wie God grote dingen gedaan heeft. In haar geloof heeft Maria ja gezegd tegen Gods uitnodiging om toch moeder te worden van haar Zoon. Die opdracht bleef ze trouw, ook toen ze later onder ‘t kruis van haar Zoon stond. Het is opvallend hoe in het evangelie van Lucas een beslissende rol wordt gespeeld niet door mannen maar door vrouwen!
Voortdurend is het om een vrouw die blijkbaar het juiste woord spreekt en het juiste gebaar maakt. Twee vrouwen staan aan het begin van het Lucas-evangelie, Elisabeth en Maria. Beiden zijn ze eigenlijk onvruchtbaar. Want Elisabeth is te oud om een kind te krijgen en Maria is veel te jong, bovendien is ze niet eens getrouwd. Twee vrouwen, Elisabeth en Maria, zijn in verwachting en hun mannen staan op een afstand. Zacharias en Jozef staan tussen de coulissen: de een is doofstom, de ander komt er niet eens aan te pas.
Wat er in Lucas 1 gebeurt is blijkbaar een vrouwenzaak, een inbraak in een wereldgeschiedenis die voornamelijk een geschiedenis van mannen is. Mannen die het grote Paasnieuws afdeden met: ‘Het is ook tegenwoordig allemaal maar vrouwenpraat…’ Stel je voor: een onbekend en onbetekenend meisje wordt on de toekomst de bekendste vrouw uit de geschiedenis. Zelfs haar naam is er een van dertien in een dozijn: Maria – Miriam. Zij trekt over de bergen naar haar nicht Elisabeth die ook zwanger is. Twee aanstaande moeders, maar hoe verschillend is hun situatie. De oude vrouw wier gezicht gerijpt is in verdriet en teleurstelling en dat jonge nog zo breekbare meisje. Beiden in blijde verwachting. Ze ontmoeten elkaar. Een historisch moment: twee vrouwen die bij elkaar schuilen tegen een harde wereld die, net als tegenwoordig, altijd wat te zeggen heeft. De priestervrouw is veel te oud om een kind te krijgen, ze zou beter moeten weten!
En Maria is nog veel te jong, zij is niet eens getrouwd! Zie Maria staan in het huis van Elisabeth. Ze staat recht overeind, en het vuur schiet uit haar ogen, en haar woorden schallen uit haar mond. Het is een en al kracht wat ze zegt en zingt. Een complete revolutie waar alles ondersteboven gaat. Op dit moment is ze Sara, is ze Hanna, is ze de dochter van Sion, is ze Israël zelf Ze is de Messiaanse gemeente, want zij is alles wat God looft en protesteert tegen de door mensen omgekeerde orde. Zo’n Maria, daar doe je niet vertederd over. Zo’n Maria zet je geen gouden kroon op het hoofd en hang je geen hemelsblauwe mantel om. Zo’n Maria loopt voorop in de profetische beweging van God. Haar ogen vlammen, haar haren waaien in de wind. De kruik op haar hoofd en de mand aan haar arm heeft ze achteloos aan de kant gezet. De handen heeft ze in haar zij. Steeds meer ga ik Maria op déze manier zien. Een vrouw die haar Kind – haar goddelijk Kind – niet zoet hield met mooie sprookjes over Onze Lieve Heer, maar een vrouw die haar Kind voedt met gekruide woorden van Mozes en de Profeten, de Geest van God zelf.
Zo maakte ze de weg open voor haar Zoon. Een weg die ze ook zelf is gegaan, dwars door alle bitterheid heen. Laten we daarom Maria nooit op een voetstuk plaatsen, want Maria springt er gegarandeerd af waar de zaak van haar Zoon in het geding is. Op deze vierde Adventszondag bidden we vandaag in het bijzonder: ‘Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met U, gezegend in uw vrucht van uw schoot’.
Ambro Bakker s.m.a.