zondag 26 juli 2020
17-de zondag door het jaar – A
1 Koningen 3:5+7-12 , Romeinen 8:28-30 en
Matteüs 13:44-52
Ambro Bakker s.m.a.
Beste parochianen,
ik kan het eigenlijk niet laten. Als ik weer eens mijn sleutels of mijn agenda kwijt ben, bid ik een schietgebedje tot de heilige Antonius van Padua: ‘Antonius, mijn beste vrind, zorg dat ik mijn sleutels en agenda wedervindt’. En vaak gebeurt dat ook.
De meeste mensen kennen de H. Antonius (1195-1231) als de patroon van de verloren voorwerpen. Maar weet u dat deze heilige ook een begenadigd predikant was? Zo hield hij op een keer bij een overleden gierigaard een begrafenispreek. In het vuur van zijn preek zei hij: ‘beste mensen, gaat u eens bij de overledene in de kist kijken’. De toehoorders maakten nieuwsgierig de kist open en zagen daar de rijke vrek liggen. Maar op de plaats waar zijn hart moest zitten zat een enorm gat. ‘Waar is zijn hart gebleven’, vroegen de omstanders ontzet. Antonius zei toen: ‘in het evangelie staat, waar uw schat is, daar is ook uw hart. Als u het hart van deze man zoekt, dan moet u inderdaad maar eens in zijn geldkist gaan kijken. Een rijke vrek die in zijn leven al zijn hart is kwijtgeraakt. En dit thema vindt u vandaag in het evangelie. Een waarheid als een koe, want laten we eerlijk zijn, lieve mensen, waar je schat is daar ligt je hart.
Beste mensen, waar is uw schat te vinden? Als kind hadden we geen tv, geen computers en geen mobiele telefoons, we speelden met alle kinderen vooral samen op straat. En gelukkig waren er toen nog niet zoveel auto’s. En als het regende speelden we graag op de zolder van de buren. Dat vond ik altijd schitterend, want in een van die geheimzinnige dozen, ouwe koffers en kisten zou wel een schat verborgen kunnen liggen, of tenminste een ouwe landkaart, die ons naar een verborgen schat kon leiden. Als we die niet vonden, dan deden we een oude bloemetjesjurk aan en speelden je onze vriendjes piraatje. Als kind dachten wij dat er schatten op zolder lagen, maar ik weet nu wel beter. Daar zijn geen schatten of schatkaarten te vinden.
In het evangelie is er vanmorgen wel sprake van een verborgen schat. Een knecht van een herenboer is aan het ploegen en vindt een pot gouden munten, niet op de zolder, maar begraven in de grond. Niet eens zo verwonderlijk, want in vroeger tijdens begroeven mensen soms hun geld in een kruik in de grond als ze op reis gingen. Want banken waren er toen nog niet. Het waren tijden van oorlogen en onrust. En als de eigenaar van de munten op het slagveld achterbleef, wist niemand meer waar hij zijn gouden munten had begraven. De schat bleef aan de aarde toevertrouwd… tot er een gelukkige vinder kwam.
De boerenknecht uit het evangelie vindt zo’n pot met gouden munten. Hij stopt de kruik weer gauw in de grond, want volgens het joodse recht behoorde de schat toe aan de eigenaar van de grond. Wat deed de slimme boerenjongen? Hij verkocht zijn schamel bezit, stak zich diep in de schulden om dat stukje grond te kopen. Zijn dorpsgenoten snapten er niets van. Wie geeft nu zoveel geld uit voor zo’n een klein stukje grond? Totdat ze te weten kwamen dat er een schat in de grond begraven lag. Toen vond iedereen het heel begrijpelijk dat hij zich diep in de schulden gestoken had!
Vervolgens vertelt Jezus het verhaal van de parelvisser. Ook die steekt zich diep in de schulden om in het bezit te komen van de mooiste parel die hij in zijn leven gezien heeft. Niemand wist wat die parel waard was, maar de man vond het de moeite, ja zelfs alle moeite waard. Parels zijn heel kostbaar. Naar oude overleveringen is het ontstaan van de parel te herleiden tot het binnendringen van de bliksem in de oester. In de Griekse mythologie daalde de oppergod Zeus als bliksem in een schelp en verwekte de schone Aphrodite. In de Bijbel komen we de parel tegen als beeld van de hemel dat in de aarde verborgen ligt en aan het licht wordt gebracht en aan de aarde ontrukt als iets heel kostbaars. Jezus zegt: ‘Geef het heilige niet aan de honden en werpt uw parels niet voor de zwijnen (Matteüs 7:6).
Parels geven toegang tot het hemelse Jeruzalem, de gouden stad met muren van edelstenen en in die muren twaalf poorten. En die twaalf poorten waren twaalf parels. (Apokalyps 21:21) Op verheven wijze symboliseert de parel de menswording van Christus, het wonder van de ontvangenis en de geboorte. De Griekse Kerk zingt in het Maria-officie: ‘Wees gegroet, o schelp, die de goddelijke parel voortbracht’. Voor de Belgische priester-dichter Guido Gezelle is die goddelijke parel de hostie in de kelk, waarin op Goede Vrijdag het lichaam van Jezus opnieuw terugkeert in de schoot van zijn moeder.
‘t Waren spannende verhalen. Dat vonden de mensen die naar Jezus luisterden ook. Maar Jezus vertelde deze verhalen niet om de omstanders te amuseren. Zijn verhalen waren concrete richtlijnen naar God toe. Veel verhalen zijn gevaarlijk, omdat ‘t geen ‘veilige’ verhalen zijn. Het zijn verhalen die je niets nieuws beloven. Ze bevestigen de status quo. Wat vertellen wij thuis aan elkaar? Welke verhalen vertelt u aan uw kinderen, welke verhalen hoor je vanaf de kansel? Zijn het oude verhalen of is het iets nieuws?
Jezus wilde de mensen geen sprookjes vertellen om mensen te amuseren. Nee, zijn verhalen waren van een dodelijke ernst! Het waren concrete richtlijnen – richting zijn hemelse Vader. Zijn verhalen zetten mensen aan het denken. Zijn ook wij bereid om, als het om ons geloof gaat, wij in ons leven daarvoor de hoogste prijs betalen, om zo in het bezit te komen van die kostbare schat? Of blijven we maar buitenstaanders, die geen risico’s durven nemen en de schat van ons geloof maar in de grond laten zitten? Is uw geloof in God en in elkaar inmiddels ook intussen ten gronde gegaan?
Jezus heeft aan ieder van ons, bij onze geboorte, een schatkaart gegeven. Hij heeft zelfs aangegeven waar wij moeten graven in ons leven. En die plek ligt helemaal niet eens zo ver! Het geluk is net als je bril: vaak ben je ernaar op zoek, terwijl hij intussen al op je neus staat! Dat zeggen ook de profeten: ‘het Koninkrijk Gods ligt niet aan de andere kant van de oceaan, het ligt in je eigen hart en op je eigen lippen’. Soms kijken we in ons leven te veel richting Washington, het Kremlin, het Franse Élysée of Downingstreet 10 en dan wachten we maar af. Maar de voornaamste beslissingen worden niet door hen genomen, maar vinden plaats in ons eigen hart?
Beste mensen, als je wérkelijk verder wilt, dan zul je in je eigen leven deze geloofsschat moeten opgraven, en alles op alles zetten om in het bezit van die parel te komen. Je zult keuzes moeten maken, en doodlopende wegen moeten zien te vermijden. Dan zul je je naaste kunnen vinden als een schat in de akker, die als een parel ook uw leven weer glans kan geven.
Waar die schat te vinden is? In het Poolse Krakau woonde eens een rabbi. Hij heette Rabbi Eisik, de zoon van Jekel. Op een nacht kreeg hij een droom die hem vertelde dat er een schat begraven lag onder de brug van het koninklijk paleis. De volgende dag – in alle vroegte – is hij naar het koninklijk paleis gegaan. Maar helaas bewaakten soldaten de brug. Die zagen hem rond de brug zwerven. Ze vertrouwden hem niet en ze namen hem gevangen. Toen vertelde Rabbi Eisik van zijn droom. ‘Ik droomde dat er een schat onder de brug naar het paleis van de koning begraven ligt’. Lachend lieten de soldaten hem vrij.
De kapitein zei: “Arme kerel, op de weg hierheen heb je bijna de zolen van je schoenen versleten van dat stuk dat je gelopen hebt. Weet je, ook ik heb vannacht gedroomd dat er een schat lag, en wel in Krakau. Hij is begraven onder de haard van een man die Eisik heet. Denk je dat ik nu naar Krakau ga? De helft van de mensen in Polen heet daar Eisik!’. Rabbi Eisik begreep hem en boog zijn hoofd en liep toen snel naar huis en groef daar de schat op die onder zijn eigen haard begraven lag…
Wat een mooi verhaal. Stel je voor: de schat van je leven ligt begraven onder je eigen haard! Die kostbare parel ligt binnen je handbereik! Een schat die zichtbaar wordt en zich laat opgraven waar wij elkaar in geloof, hoop en liefde nabij zijn. Want de schat waar we in ons leven naar zoeken is niet ‘iets’ maar altijd ‘iemand’. En is zo’n schat niet de moeite waard om daar alles voor prijs te geven? Misschien, nu de tv-uitzendingen van Amstelland gestopt zijn, dat wij weer ervaren dat er ook een grote schat in de kerk ligt, in het huis van God.
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
locatie: Augustinus