zondag 28 november 2021
Eerste zondag van de Advent – C
Jeremia 33:14-16,
1 Thessalonicenzen 3:12-4:2 en
Lucas 21:25-28.34-36
Vandaag vieren wij de eerste zondag van de Advent. Grote kerkelijken feesten worden altijd voorbereid door een bijzondere liturgische periode. Voorafgaande aan het hoogfeest van Pasen, is er voor de voorbereiding op het Paasfeest een voorbereiding van het Paasfeest maar liefst van Veertigdagen.
Ook Kerstmis, de geboorte van het Kerstkind, kent een voorbereidingstijd van vier weken Advent. Het zijn vier weken van ‘weest waakzaam want uw Verlosser is nabij’. Het is vier weken lang uitzien naar het Kerstkind, naar het komende Heil in de persoon van Jezus Christus. Vier weken lang, groeien we, van dag tot dag, naar Kerstmis toe.
In deze vier weken Advent spelen twee mensen in de Adventstijd een bijzondere rol. Zij zijn als het ware de poortwachters van de Advent. Allereerst de profeet Jesaja, die een visioen krijgt, een vredesvisioen nog wel. De naam van Jesaja betekent: God-bewaar-me. Jesaja was een van de grote profeten uit de Hebreeuwse Bijbel. Jesaja trad tussen 750 en 700 v.Chr. op als profeet aan het hof van de koningen van het Koninkrijk Juda. Jesaja was rond de 25, toen hij door God werd aangeraakt. Dat is een leeftijd, waarop er vaak meer in jonge mensen omgaat dan aan de buitenkant blijkt.
Wat Jesaja in de straten van Jeruzalem zag, en wat hij las in de ogen van de mensen, zette hem tot nadenken. Hij zag de voosheid en de potsierlijkheid van vele mensen. Hij merkte hoe onherbergzaam Jeruzalem geworden was en hoe troosteloos het volk rondliep: als een kudde zonder herder. En dan krijgt Jesaja een vredesvisioen. ‘Eens zal er een eind komen aan alle twist en tweedracht!’ En ik laat me door dit visioen meeslepen: ‘dan slaapt de wolf naast het lam, een kind kan zomaar zijn handje steken in het nest van een slang!’ En ik zie ze zitten aan een en dezelfde tafel: mensen van oost en west, van noord en zuid. Ze sluiten vriendschap met elkaar voor altijd.
De tweede man die centraal in de Advent staat is de neef van Jezus, Johannes de Doper. Een man die hoort en ziet, roept en verwijst, getuigt en handelt. Johannes de Doper was ten tijde van Jezus een boeteprediker in de woestijn van Juda. Hij doopte mensen met water om hen van zonden te reinigen. Hij was de eerste mens die Jezus aanwees als de Messias, de langverwachte redder van het volk van Israël. Daarom wordt hij de Voorloper van Christus genoemd. Johannes werd onthoofd op last van een koning die hij van overspel had beschuldigd. Hij is een van de grootste heiligen. Zijn naam Johannes betekent: Jahweh is genadig. In de komende Adventsweken staan deze twee profeten in het volle licht.
Het evangelie van vandaag sluit aan bij het evangelie van vorige week bij het feest van Christus Koning. Zijn koningschap staat midden in zijn lijdensverhaal. Pilatus vroeg: Jezus: ben jij koning? Jezus zei: Inderdaad ben ik een koning, maar niet iemand die de boventoon wil voeren, maar zelfs als koning de voeten van zijn leerlingen waste. Een en al dienstbaarheid. Jezus zegt dan ook tegen Pilatus: mijn koningschap is niet van jouw, maar van mijn wereld.
Ook vandaag gaat het over het einde der tijden. Daarom kiest de liturgie van deze dag met fijngevoelige tact als evangelie een tekst van Jezus’ woorden volgens Lucas. Daarin vinden we de bemoediging van een gelovige kijk op het einde der tijden. Het gaat hier niet om schrikwekkende beelden, maar Lucas nodigt ons uit het hoofd omhoog te houden, ‘want uw verlossing is nabij’. De verlossing betekent: het tot stand komen van het koninkrijk Gods, de verwezenlijking van Jezus’ komst in de Kerstnacht.
Het rijk van het kleine kind in de kribbe is ook het rijk van de Mensenzoon die op een wolk zal verschijnen met grote macht en majesteit. Totdat de Heer gekomen is zullen gelovige mensen altijd hongeren en dorsten naar gerechtigheid en vrede. De verlossing is nabij. Wij spiegelen ons graag aan visioenen. Soms zijn het louter dromen, die met de eerste windstoot als een kaartenhuis in elkaar storten. Een enkele keer worden deze visioenen aangereikt door God. Met het ritme van het liturgische jaar zijn we weer zo ver. Met deze nieuwe Advent komt het visioen weer in zicht, dat er een betere wereld op komst is. Maar, voor de duidelijkheid, dat gebeurt niet zomaar.
In het evangelie ontdekken wij vandaag hoe de geschiedenis zich steeds opnieuw herhaalt. Ook in Israël kende het volk soms benarde tijden, periodes van angst en de bezetting van het land door de Romeinen en leeft bij de joden de angst om de eigen identiteit te verliezen, de angst om politiek en maatschappelijk in de hoek gedreven te worden. Uitgerekend dan trekt Jezus met zijn Blijde Boodschap door het land. Hij zet de mensen aan het denken, verkondigt in mensentaal het Woord van God en spreekt hen moed in voor de tijd die voor ons ligt. Lucas hamert op het feit dat de verlossing nabij is: geen valse verlossing, waarvan de belofte stoelt in vergankelijke dingen, maar een verlossing die uitzicht biedt op een betere wereld. Het lijkt wel een droom, maar dan wel een droom die we kunnen waarmaken.
Het is trouwens opvallend dat we in beide andere lezingen vandaag dezelfde toon horen. De profeet Jeremia schijft in tijden, die voor Jeruzalem alleen maar benard zijn: de inname van de stad en de deportatie naar Babylon staan voor de deur, en de koning van Juda, Sedekia, heeft geen oren naar de profeet Jeremia die hem oproept tot waakzaamheid. Ook de profeet beleeft benarde tijden, want hoe luid zijn boodschap ook klinkt, het baat niet: koningen, edelen, profeten, priesters laten zich verleiden tot een afgodendienst.
Dan geeft Jeremia ook een droom voor de toekomst mee. Er zal straks een échte nieuwe koning geboren worden, een koning die oog heeft voor zijn volk, Hij zal de Messias zijn, de gezalfde van de Heer. Jeremia (33:15) zegt: ‘In die dagen, in die tijd, schenk ik David een wettige afstammeling, die het land rechtvaardig en eerlijk bestuurt. Wat in het groot gebeurt, in de wereldgeschiedenis en in de geschiedenis van mensen, gebeurt ook in ons eigen persoonlijk leven. Ook daarin zien we duistere momenten. Lukt het ons dan toch toekomst te blijven zien, hoop te houden, lief te hebben?
Soms vertellen mensen me hun levensverhaal. In voorzichtige lijnen schetsen zij de tocht van hun leven. Met andere mensen heeft hij die weg gelopen en veel contacten gehad. Gemiste kansen komen ter sprake. Maar blijf luisteren naar z’n verhaal, probeer die met anderen te delen, want het zal je bij de ‘verlossing’; brengen. Maar ik mag het ook van God uit bekijken. Die rekent niet met een droom, maar met de feitelijkheid van je leven zoals dat gelopen is. Feitelijkheid die God opbouwt tot iets onvoorstelbaar moois!
Misschien hebben we daarvoor waakzame ogen nodig. Jezus heeft het daar vandaag ook over. Ogen die waakzaam zijn om ook zoveel positieve ervaringen op te doen. Je kunt soms het gevoel hebben dat je leven één grote puinhoop is. Maar God is bezig om daar een mooi mozaïek van te maken. In lief en leed, in verdriet en blijdschap, in dagen van somberheid en blijdschap, in donkere en lichte dagen, blijft het visioen lichten. Jezus zegt: ‘Heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing is nabij’. En God is ongetwijfeld al weer bezig met zijn kostbare mozaïek…!
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam