zondag 14 november 2021
33e zondag door het jaar – B
Daniël 12:1-3, Hebreeën 10:11-14+18 en
Marcus 13:24-32
Ambro Bakker s.m.a.
Wat een lezingen vandaag! De eerste lezing zegt: ‘Er komt een tijd van nood, zoals er eerder nog nooit is geweest’. En het evangelie maakt het vandaag nog erger: de zon zal verduisteren en de maan zal geen licht meer geven en de sterren zullen van de hemel vallen. En als het zo ver is, zal de Mensenzoon komen op de wolken met grote macht en heerlijkheid en Hij zal zijn engelen uitzenden om zijn uitverkorenen te verzamelen uit de vier windstreken, van het einde der aarde tot het einde van de hemel. Hemel en aarde zullen vergaan, maar wat Ik zeg zal niet vergaan.’ En wanneer dat allemaal gebeurt, weten zelfs de engelen in de hemel niet, zelf de Zoon niet, maar de Vader alleen weet kent tijd en uur. Ongelukken, rampen, vernietigingen en vernielingen, oorlogen en zoveel meer doen ons vermoeden wat het einde van alles zal zijn.
Het kerkelijk jaar is bijna om en dan krijgen we dit soort verhalen. Is het echt waar, of is niet meer dan een sprookje met boze wolven? Is het werkelijkheid of heeft het iets van een verschrikkelijk boos sprookje? We kennen het allemaal: ‘er was eens’. Zo beginnen bijna alle sprookjes. ‘Er was eens heel lang geleden een prinses, of een koning, of een arme weduwvrouw’. Geen kind zal denken dat het werkelijk zo gebeurd is: dat Roodkapje door de boze wolf is opgegeten of dat Repelsteeltje echt goud uit stro kon maken. Tal van sprookjes weten ons daarentegen te vertellen dat zij gaan over mensen van alle tijden, dus ook over ons, en vertellen het verhaal van onze dromen en verlangens, van onze zwakheden en onze kracht. ‘Er was eens’ is nu ‘telkens weer!’ Dat geldt ook voor Bijbelverhalen.
Beide verhalen die we zojuist hebben gehoord beginnen met: ’in die dagen, in die tijd’. Het is als het ware de tegenhanger van ‘er was eens’. Sprookjes roepen de suggestie op iets te vertellen over vroeger, maar ze gaan eigenlijk over nu, over mensen van alle tijden en over ieder van ons. De Bijbelverhalen van vandaag suggereren dat ze de toekomst voorspellen, maar ook zij gaan, net als de sprookjes over nu en over ieder van ons. Maar wat is onze toekomst eigenlijk? Het is de Mensenzoon die op de werelds komt. Onze angst voor wat er ook gebeurd wordt weggenomen door de overgave aan deze Mensenzoon, gezonden door Hem die deze Mensenzoon zelf zijn Vader noemt (Joh.8:16)
Toch moeten we de verhalen over het einde lezen zoals we de verhalen lezen over het begin van de wereld. Als kind genoot ik van de Scheppingsverhalen en ik droomde dan over dat prachtige door God geschapen paradijs dat aan Adam en Eva werd toevertrouwd, maar die door hun stommiteiten verloren was gegaan. Later leerde ik dat de wereld niet in zes dagen was geschapen maar miljoenen jaren nodig had om zich te ontwikkelen. En dat er nog eens miljoenen jaren overheen zijn gegaan eer de mens verscheen. Niks Adam en Eva, dus geen boetserende God, geen sprekende slang en geen verleidelijke Eva met een appel. Veel van mijn leeftijdsgenoten hebben in hun tienerjaren dit horende, de Bijbel van hun jeugd voorgoed gesloten. Die Bijbelverhalen, zeggen ze dan zijn sprookjes, waarmee je voor de gek werd gehouden. Gelukkig heb ik dat zelf niet zo opgevat, en leerde ik dat de Bijbel geen boek, en het Scheppingsverhaal geen verslag is, dat vertelt hoe alles indertijd precies is gegaan.
Ik leerde dat het Scheppingsverhaal maar één ding als echt wilde voorhouden: God staat aan het begin van alles en iedereen. Zoals we de verhalen over het begin moeten lezen, zo moeten we ook de verhalen over het einde van de wereld lezen, allerlei angstaanjagende beelden en verschrikkingen die daarmee gepaard gaan, zijn slechts verpakkingen van één zekerheid. En die zekerheid lijdt: met pijn en moeite en pas na veel ellende zal er zeker weer een nieuwe wereld komen. Waarschijnlijk weet u dat er soms mensen zijn, die met een Bijbel in de hand, je bij de deur komen vertellen, wanneer en hoe precies de wereld zou vergaan. ‘Kijk’, zeggen ze, ‘hier in de Bijbel staat precies wat er gaat gebeuren: ‘De zon zal verduisterd worden, de maan zal niet meer schijnen en de sterren zullen van de hemel vallen’. Maar net als sprookjes geen verhalen zijn die geschiedenis vertellen, zo voorspellen deze Bijbelverhalen ons niet de toekomst. Zij vertellen vooral iets over zichzelf.
Iedereen met (voormalig) vluchtelingen als buren, met hun verhalen en beeldt je zelf in hoe het is om daar te leven. Vluchtelingen zien om zich heen de dreigingen, de angst, de vele doden en gewonden. Maar ook de uitzichtloosheid van vele conflicten, waar de vijandschap tussen grote groepen mensen alleen maar groter lijkt te worden. Hoe moet je verder met een zwaar beschadigd land met haar getraumatiseerde bevolking? Zal het daar niet voelen, alsof de zon verduisterd is, alsof de maan haar licht niet meer laat zien, alsof zelfs de steren zijn opgehouden met schijnen. En als je de kranten leest, als je je ogen en je oren maar een beetje openzet voor wat er in de wereld gebeurt, dan besef je dat zij de enige niet zijn. Het verhaal van het licht dat ophoudt met schijnen, is een verhaal dat heel veel, zelfs liefst tachtig miljoen vluchtelingen die dat in hun leven moeten meemaken. Hun levensklimaat voltrekt zich in diepe duisternis.
Soms heb je het gevoel dat je wereld vergaat. Zomaar, ineens, of juist geleidelijk, kan je wereld instorten, een kind dat verongelukt, je wordt ongeneeslijk ziek, of je huwelijk of vriendschappen storten in. Soms zijn er de donkere perioden in je mensenleven. Dat lezen we in het evangelie van vandaag. Nu is het zo dat de meeste mensen gelukkig zo ‘n donkere periode weer te boven komen. Het verdriet kan blijven, maar wordt milder en zachter. Er komen weer perioden dat je blij kunt zijn en weer kunt lachen. Maar dat is niet altijd bij iedereen. Het is niet voor niets dat berichten rond euthanasie of zelfdoding in het nieuws zijn. Blijkbaar zijn er dan mensen die niet meer geloven in het licht, geen licht meer zien.
Voor de eerste lezers van de twee lezingen gaat het om een bijzondere donkere tijd. De eerste christenen voor wie Marcus schreef hadden zeer te lijden onder de gruwelijkheden die keizer Nero bedreef. En het boek Daniël is geschreven in een tijd dat de joden om hun jood-zijn werden vervolgd. Velen werden gemarteld en gedood omwille van hun geloof. Iedere lezer zal in beide verhalen van vandaag hun eigen situatie hebben herkend. Maar juist in die duisternis spreken Marcus en Daniël over iets nieuws dat staat te gebeuren. Om bij Marcus te blijven: ‘de Mensenzoon zal op de wolken komen met veel macht en heerlijkheid. In duisternis zal het licht doorbreken. In de godsverlatenheid zal Gods macht en heerlijkheid opnieuw verschijnen’.
Ze vroeg iemand ooit aan Martin Luther King: ‘Wat zou je doen als morgen de wereld zou vergaan?’ Hij antwoordde: ‘Dan zou ik vandaag nog een boom planten’. Een boom van hoop, in de zekerheid dat God de schepping in zijn hand houdt en het leven onverwoestbaar zal zegevieren. Ons eigen leven kunnen we niet overzien. Helaas kunnen we niet op de laatste bladzijde van ons leven kijken of alles goed afloopt. Maar op de laatste bladzijde van Marcus krijgen we toch een idee: het loopt goed af! Kijk maar naar de vijgenboom! Het gaat er niet om dat we in de donkere dagen van ons leven op zoek blijven naar de morgenster. We mogen zelf licht voor anderen zijn. Wat heeft het voor zin om naar ons eigen uur, naar onze eigen tijd te vragen? De Vader in de hemel weet het toch.
Als christenen slaan wij de pinnen van onze levenstent niet al te stevig in de grond, want wij weten dat onze aardse tent zal worden afgebroken en we voorgoed terecht zullen komen in de handen van de levende God. Zolang er mensen zijn is er leed, nood en angst, maar we mogen weten dat de vijgenboom in bloei staat. Wat er gaat komen, weten we niet. Wel Wie er zal komen! In ieder geval iemand die ons zal dragen in zijn liefde tot over ons doodsuur heen. Profeten als Johannes en Jesaia voeren ons in enkele weken door de Adventstijd heen, richting het Kerstfeest. En zo laat het evangelie volgens Marcus toch een happy end zien, want niet oorlog, dood en ondergang hebben het laatste woord, maar de liefde van God, die de liefde van mensen draagt. We gaan de komende weken de nachtschuit in, wij zijn al op weg naar de nacht van het Kind…
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
Zrs. van Amersfoort
en Titus Brandsmaparochie Amstelveen