Overweging uitgesproken bij de uitvaart van pastoor A. Koot
Deuteronomium 6, 4-9 en
Marcus 2, 1-5
Zusters en broeders in Christus,
Mensen hier in vriendschap en liefde verbonden rondom Lex,
שמע ישראל יהוה אלהינו יהוה אחד;
(Sjema Israel adonai Èloheenoe, adonai ègad).
Deze woorden te laten horen in het Hebreeuws, leek me een passend begin. Tot bijna het einde is Lex blijven vertalen; maakte trouw zijn huiswerk voor de Hebreeuwse leeskring, waar hij lid van was. Hoor Israël is een oproep aan ieder van ons zich te openen voor het geheim van het leven. Je mag het op jezelf betrekken. Zo klonk vroeg in het leven van Lex ook ‘Hoor Alexander’, een naam die hij met trots droeg, ook al werd hij gedurende zijn leven wel steeds korter. Alexander, werd Alex, en Alex werd Lex. Het Latijnse woord voor Wet. En dat woordje Wet speelt een bijzondere rol in zijn leven, het krijgt een andere betekenis; in die zin is hij onder zijn naam gaan staan.
Vroeg in zijn leven klonk Hoor Alexander, de roeping tot het priesterambt in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Als nakomer in zijn gezin, zijn broers Hans en Henri zaten in een andere levensfase, beleefde hij het ook als een avontuur. Na het kleinseminarie in Apeldoorn volgde het grootseminarie in Warmond, waar Lex zo heerlijk over kon vertellen. Een van de verhalen ging over professor De Groot, docent klassieke talen. Het was in de tijd dat paus Pius XII, die nog als een kerkvorst werd gedragen, het Mariale dogma van ‘Maria Tenhemelopneming’ afkondigde; het verhaal ging dat de paus in een droom deze boodschap kreeg ingefluisterd. Toen één van Lex’ medestudenten aan professor De Groot, bijgenaamd paciep, vroeg wat hij daarvan vond; kregen de jonge priesterstudenten als antwoord ‘ik heb met de persoonlijke visoenen van meneer Pacelli niets van doen’. Een schok ging door het klaslokaal, dat een professor deze relativerende woorden sprak en de paus bij zijn burgernaam aansprak. Laatst zei Lex nog dat dit het begin was van een relativerende houding ten opzichte van wat de kerk als wet verkondigt.
Als jonge priester is hij gevormd door een massieve dogmatische theologie, een taal die niet meer aansloot op zijn tijd; het Tweede Vaticaans Concilie was dan ook een verademing. Er kwam ruimte voor nieuw élan, voor experimenteren; hij deed mee aan de Pax Christivoettochten, waarin je als priester onder de mensen kwam, in plaats van dat je erboven stond. Het was ook een tijd van desoriëntatie. Het oude voldeed niet meer, maar het nieuwe was er nog niet. En de bron van waaruit hij leefde droogde langzaam op. Tot dat hij begin jaren zeventig zijn leermeester ontmoette:
Frans Breukelman
Deze leermeester betekende Lex’ redding voor het pastoraat. Een gereformeerde professor, expert in de Hebreeuwse taal, opende voor hem de Schrift. Laatst vroeg ik Lex nog, wat het was, wat er gebeurde, als hij bij Breukelman in het college zat en hij uitleg kreeg over de Bijbel. Hij antwoordde ‘Voor het eerst had ik het gevoel, dit gaat over mij’. Deze ervaring, tot in je ziel, in je hart geraakt te worden door het horen van het Woord, heeft Lex tot het einde van zijn leven geïnspireerd. En dat heeft tot grootse dingen geleid, waarvan gisteren ook al is gesproken: de Bijbelse lesmethode Naderen om te horen. Die aanraking, of beter openbaring, vernieuwde zijn geloof. Een geloof dat in de kern, zo zei hij eens in een tweegesprek met een dominee, om creativiteit draait. Creatie! Ontdek in je eigen leven hoe “de God van leven” in jou werkzaam is. Dat kan alleen door eerst te willen ‘horen’, door stil te worden, tot je te laten spreken, om dan te ontdekken dat het ook over jou gaat.
Deze boodschap heeft hij veel leerlingen op Fons Vitae willen meegeven. Een ernstige boodschap die je nadert om te horen, die hij verpakte in een Kootiaanse performance over bijvoorbeeld de slang die sprak in het paradijs. Zijn creativiteit heeft ertoe geleid dat hij de woorden van de Bijbel bij menig mensenkind heeft ingeprent.
Er was weer richting, oriëntatie in het leven. En dat is precies waar de Thora, de Wet voor staat. De Thora die hij in het Hebreeuws bestudeerde op zoek naar wijsheid. Die Thora die hem ook verbond met een traumatische ervaring in de oorlog, zijn joodse buren, waaronder een leeftijdgenootje, werden afgevoerd. En kwamen nooit meer terug, maar zoals bekend uit de overlevering zeiden zij tot in de gaskamer “Hoor Israël, de Heer, onze God, de Heer is de enige!. Hoor en open je voor dat wat leven geeft, voor dat wat liefde is…….deze openheid hebben veel mensen in Lex als mens, als oom en zwager, als leraar, als vriend, als geliefde, als pastor ervaren.
En hij heeft dat ook ontvangen – die liefde en vriendschap van u, van jou, van ons hier bijeen. Om die reden is het evangelie van vandaag waarin de lamme gedragen wordt door vrienden een ‘dankjewel’ van Lex aan ons. Daarom wilde hij deze lezing. Hij voelde zich door heel veel mensen gedragen. De vier dragers uit het evangelie, zei hij, staan voor zoveel meer mensen in mijn leven. Ik kan namen noemen, zei hij in het ziekenhuis, maar zij weten het ook.
Lex, pastor Koot, voelde zich gedragen. Juist deze lezing karakteriseert ook zijn leraarschap. Voor mij en velen was hij een leraar die zich opende voor de leerlingen, die iets wilde leren van de leerling. Jonge mensen, ook hier aanwezig, zagen in Lex en pastor Koot niet een oude man, die het beter wist en het allemaal al eens heeft meegemaakt. Maar kon zich ook verbinden met de ontdekkingen die je als jongere doet; als ome Lex kwam was het niet een zeurende, klagende oude man, maar bracht met zijn grappen leven; en altijd – ineens – toch een soort van vermanende wijsheid, die hij met zijn pretoogjes en glimlach liefdevol kon verpakken. School is niet leuk, maar het stelt je vrij, was zo’n levenservaring.
Even later in het evangelie zegt Jezus tegen de lamme ‘sta op, pak uw bed op en ga naar huis’. De lamme stond op en was genezen. Een wonder, waarbij het niet gaat om de fysieke genezing, maar om het geloof. Een geloof dat staat voor openheid, ontvankelijkheid, geen gestolde meningen, geen regeltjes die een mensenleven verstikken en vormen van liefde verdoemen. Een geloof dat ruimte wil scheppen, daar waar mensen vastzitten, een geloof dat licht geeft, daar waar het donker is. Een geloof dat doet opstaan, als je bent gevallen. Een geloof dat je tekorten, je zonden vergeeft. Dit geloof, is in de Heer, onze God, de enige. Heb dat lief, leef ernaar je leven lang.
Het gaat over mij, zei Lex. Oude woorden die als dode gedachten waren, werden levend; kregen betekenis, kregen zin, brachten liefde en leven. Zo heeft Lex een pad bewandeld, voelde zich als een pelgrim in dit leven en stelde zich open voor het geheim, dat hem af en toe iets openbaarde. De wonderen in het leven van Lex. Eén ervan was dat hij met Pasen, als jonge leerling. een drie had voor Grieks en nog één mondeling te gaan voor zijn eindexamen. Samen met zijn vriend Frans van Schaik ging hij de avond ervoor zomaar een tekst oefenen; een pagina uit Sofocles. De volgende dag, de jonge Lex naar professor Paciep. En wat gebeurt er, hij krijgt dezelfde pagina te vertalen. En hij vertaalde het in één keer goed. De prof voelde zich belazerd en strooide rijkelijk met gvd’s, zoals toen wel vaker het gebruik was bij Roomsen. Lex kreeg een 9, haalde Grieks en was daarmee geslaagd voor zijn examen. Toen het cijfer in de pocket was, heeft hij het wel eerlijk opgebiecht. Een wonder. En bij elk wonder had Lex de gewoonte naar Marietje te gaan in Maastricht, om dan een kaars, niet een kaarsje, aan te steken.
Voor elk van de wonderen was hij zeer dankbaar, het betrof ook mensen die op zijn levensweg kwamen en hem vergezelden, hem liefhadden. Liefde die de rommeligheid van het leven doordrenkt, waarvoor je je niet hoeft te schamen, waren woorden die Lex aan het einde van zijn leven nog uitte.
We zijn hier nu voor het laatst met onze geliefde Lex in deze kerk. Een kerk die gebouwd is als een tent. We zijn namelijk onderweg, tastend, vermoedend dat God, het Geheim onder ons is. Soms licht er iets op van dat Geheim, verschijnt het als licht door glas-in-roodramen. Het licht dat kleur krijgt. Zo herinneren we pastor Koot ook als een kleurrijk mens, hield van zingen, van poëzie, van kunst. Was elke zaterdag in het Concertgebouw, had een abonnement voor het filmtheater. Voelde zichzelf een zondagskind met zijn eigen grilligheden. Een van die grilligheden was het ongeduld, een bepaalde onrust. Als ik met Lex op onze jaarlijkse tocht naar Chevetogne na 3,5 uur rijden in de grote hal van het klooster kwam, duurde het nog geen minuut of Lex zei “is er wel iemand? Moeten we niet ergens even bellen?” En dan vermaande hij zichzelf ‘Koot, doe toch eens rustig’. Of als hij bij het ontbijt een boterkuipje moest openmaken, en dat niet voor elkaar kreeg. En als ik dan een beweging maakte om te helpen…….nee, hij moest en zou het zelf doen. Hij was gesteld op zijn zelfstandigheid, wat hem soms ook wel irritant eigenwijs maakte……. Ik ga het volgende week zeker missen, als ik daar ben zonder hem.
Zo gaat ieder van u hem missen, ieder van ons die dierbare herinneringen met hem heeft; we gaan zijn lach, zijn stem, zijn onhandigheid, zijn appelig-kijkende-Toon-Hermansblik missen. Het was een goed mens, en zoals wij allen – ook met mankementen. Hij was voor velen een bemind priester, was mensen in rouw nabij, bezocht zieken, ook al vond hij dat soms moeilijk en probeerde zoals veel pastoors de kool en de geit te sparen. Dat ging niet altijd goed, maar is uiteindelijk toch recht gekomen, zou Prediker zeggen.
Lieve Lex, je eindigde de viering in gebed altijd met een oproep om gerechtigheid; gerechtigheid moet je niet over praten, maar moet je doen. Het gaat niet om het “Ik en mijn behoud”, maar om de schoonmenselijkheid van het leven voor Gods aangezicht. Deze laatste slotwoorden, die jij zo vaak bad, bid ik je toe: dat je voor Gods aangezicht mag staan in al je schoonmenselijkheid, bevrijd van al je onrust, en aanvaard om wie je bent. Want je hebt de Heer liefgehad met hart en ziel en met inzet van al je krachten.
Amen.
Edwin van der Zande