donderdag 26 december 2013
Tweede kerstdag – H.Stefanus
In de kerstnacht vierden we het intiem menselijk geluk van de geboorte van een Mensenkind. We gingen met de herders op weg naar de stal. Want de huizen waren ons te mooi. Miljoenen malen heeft over heel de wereld het “Stille nacht, heilige nacht” geklonken. Het sprookje heeft zich voor de zoveelste maal voltrokken. Vandaag tellen we massaal de uitvallers. Mensen voor wie het wonder van de geboorte niet langer heeft geduurd dan het kerstdiner dat op de nachtmis volgde. Ik ben benieuwd hoeveel mensen het Paasfeest zullen halen! In onze oren klinkt nog het lied van de engelen, zoals een melodie die je blijft meeneuriën en maar niet kwijt raakt.
Maar nauwelijks geboren lijdt het kerstkind al aan het mensenbestaan. Zijn lotgevallen roepen een hele serie overbekende verhalen op uit de geschiedenis van het Joodse Volk: mensen die worden opgejaagd, ze trekken van land tot land, maar vinden geen been om op te staan. Zo zal ook de Mensenzoon uitgroeien tot Iemand die zelfs geen steen zal hebben om zijn hoofd op neer te leggen.
De geboorte van Jezus verdraagt geen engelenhaar. Op Tweede Kerstdag vieren we het feest van de H. Stefanus, de eerste bloedgetuige. Daags na het kerstfeest vernemen wij hoe mensen stenen bij elkaar zoeken om iemand te stenigen vanwege zijn geloofsovertuiging. En zaterdag- het feest van onnozele Kinderen – herdenken we ook de slachtoffers van de kindermoord in Bethlehem. En ook hun foto’s horen in het kerstalbum thuis!
De verhalen ná Kerstmis komen als een correctie. Om onze wereldvreemde dromen door te prikken en ons er aan te herinneren dat wij te midden van de puinhopen van de wereld niet kunnen blijven zingen van mooi weer. We moeten ons blijvend laten verontrusten door de schreeuw die klinkt over de velden van Effrata. Het gaat om mensen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Kerstmis vieren is het werken aan een wereld, waarin geen lichamen meer worden gebroken en geen onschuldig bloed meer wordt vergoten.
Kerstmis het ook het verhaal van een doodsbange vader en een doodsbange moeder die op weg zijn naar Egypte om te ontkomen aan de moordende hand van koning Herodes. Omwille van het kerstkind sterven in en rond Bethlehem honderden kleine jongetjes. En nog steeds is het wrede verhaal van Herodes niet ten einde, want overal kraait zijn haan nog koning. Overal ter wereld zijn er miljoenen mensen op de vlucht voor dreigend geweld. Daarmee is ‘t verhaal van koning Herodes het wrede verhaal van alle tijden.
Bij Matteüs is het kerstverhaal al een lijdensverhaal in een notendop, want licht en duisternis kunnen niet samen bestaan. Met Kerstmis mochten we worden gevoed met de nooitaflatende hoop dat het licht het zal winnen van alle duisternis in de wereld, dat God machtiger is dan al het kwaad. Er komt ‘n tijd dat elke knie zich buigen zal en elke tong zal belijden: “Jezus is de Heer”.
Toch hoeft deze ontluistering van het kerstfeest voor ons geen ramp te zijn. Hou met schreien, zegt God, wanhoop niet aan de wereld, want: “Een Kind is ons geschonken, een Zoon is ons gegeven. Hij zal ons leiden naar de waterbronnen van het leven”.
Laten wij, levend in een wereld waar het horen en zien je soms vergaat, God bidden om oren en ogen vol vrede. Zo is het kerstfeest geen ontvluchten van de werkelijkheid, maar een teken dat wij in Gods Naam – in naam van het kerstkind – mogen leven van de geweldige droom dat God ons zal thuisbrengen uit onze ballingschap. Het Kerstkind kan ons leiden naar een land waar geen gesloten toegangshekken zijn en waar mensen leven van en voor elkaar. Het is een droom die gestalte mag krijgen in ons hart en onze handen. Voorwaarde is wél dat we met het Kind meetrekken – dwars door Goede Vrijdag heen – richting Pasen, richting eeuwig leven.
Pastoor-deken H.Augustinus
Amsterdam/Amstelveen