2e zondag door het jaar – A
Jesaia 49:3.5-6 en Johannes 1:29-34
Het evangelie van vanavond sluit naadloos aan bij het evangelie van vorige week, toen het ging over ‘de doop van de Heer’. Opnieuw staan we aan de oevers van de Jordaan. Zijn zending begint Jezus vanuit het water van de Jordaan. Het wordt spannend! Tot nu toe waren anderen over Hem aan het woord. We kunnen vermoeden wie Jezus is. Maar weet Hij het zelf wel? Johannes twijfelt als hij Jezus op zich af ziet komen. Hij is er bijna zeker van dat Jezus zijn rol niet kent. Het dreigt allemaal verkeerd te gaan. Als een soort souffleur zegt hij dan ook: ‘Ik heb úw doopsel nodig en U komt tot mij?’ Maar Jezus weet dat Hij door het levende water van de Jordaan moet gaan. Want Hij wil zijn boodschap van Liefde niet voor zichzelf houden. Hij ként de woorden van de profeet Jesaia: ‘Als je door het water gaat zal Ik met je zijn.’ (43:2)
En dan vallen er woorden, loodzware woorden. De hemel gaat open en er klinkt een stem: ‘Dit is mijn Zoon, mijn welbeminde, luistert naar Hem’. Johannes komt in vervoering: Het is Hem dus tóch, de Messias! En hij roept uit: ‘Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonde van de wereld. Deze is het van wie ik zei: Achter mij komt een man die vóór mij is, want Hij was eerder dan ik. Ook ik kende Hem niet, maar opdat Hij aan Israël geopenbaard zou worden, daarom kwam ik met water dopen’. (Johannes 1:30-31)
In de evangelie lezing van vanavond is er ook sprake van twee dieren voor: de duif en het lam. Allebei geen vechters. Het lam, dat als sinds mensenheugenis door de mens beschermd moet worden tegen andere dieren. Het lam dient de mens zijn leven lang met zijn vacht en laat zich tenslotte door de mens opeten. Dienstbaar tot het einde toe. Het lam is beeld geworden van alle kwetsbaarheid en onschuld.
Ook de duif is een zachtaardig dier. Je ziet hem nooit andere vogels aanvallen. Integendeel, hij laat zich door allerlei vogels verjagen. De duif wacht tot zij ook een kans krijgt. Intussen is ze een gemakkelijke prooi voor de roofvogels. Duiven zijn het beeld geworden van de liefde. Het Hooglied weet er van mee te praten! Verliefden worden gezien als tortelduifjes. De moralisten hebben ons eeuwenlang gewaarschuwd voor de osculum colombinum (de duivenkus). En het is eigenlijk onjuist dat een duif in het Latijn columbus heet. Alsof we indertijd naar de west zijn getrokken met handen vol vrede en een hart vol liefde..! Aan ‘t einde van de zondenvloed kwam een duif terug met een takje in zijn bek. Zo werd de duif symbool van vrede. En tegenover de duif staat het beeld van de Havik. Psalm 74:19 zegt: “Laat uw tortel niet aan de havik; wil het bestaan van de verdrukten niet voorgoed vergeten”. En Jezus zelf waarschuwt ons, als Hij zegt: ‘Weest omzichtig als slangen en argeloos als duiven.’ (Matteüs 10:16)
De duif en het lam, dieren die het best gedijen in rust en vrede. Johannes de Doper gebruikt de namen van deze dieren als hij Jezus ziet komen: ‘Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonde der wereld’ en ‘ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen en bleef op Hem rusten’. Naast de duif heeft ook het Lam in de Bijbel een lange traditie. Abraham offert een lam in plaats van zijn zoon Izaak. Het lam neemt de plaats in van de mens als zoenoffer, reinigingsoffer, offer uit dankbaarheid. Het lam neemt alle fouten en gebreken op zich. De Joden aten het paaslam voordat ze Egypte verlieten. Jozef en Maria, eenvoudige mensen, hadden geen geld voor het offer, toen zij Jezus kwamen opdragen in de tempel. Het werden twee tortelduiven. We weten nu waarom het duiven waren. De duif en het lam herstellen de band van de mens met God. Zie het Lam Gods: Zie de mensen: als schapen worden ze afgeslacht. Zie de hongerlijders in de Derde Wereld. Zie de kinderen aan wie niets wordt gevraagd. Zie de baanlozen en de opgejaagde werkslaven. Kijk maar goed: ze dragen het beeld van God in zich. Het evangelie vertelt vandaag over de zachte krachten van ons bestaan: over een lam en een duif, beelden van de tegenkrachten van alle oorlog en geweld.
Ik wil u tenslotte nog wijzen op een vierde kernwoord van vanmorgen. Het gaat over het woord blijven. Tot tweemaal toe zegt Johannes vandaag in zijn evangelie dat de Geest op hem blééf rusten. Het was niet alleen een neerdalen, en het eventjes begeesteren of zo. Het is iets dat blijft! Dat woord is een favoriet woord van Johannes. Hij gebruikt dat Griekse woord voor blijven (menein) maar liefst veertig keer in zijn evangelie. Daarmee drukt Johannes uit dat het bij God anders is dan bij mensen. Al het menselijke is vergankelijk. Zelfs liefde kan verkeren. Want al is de liefde eeuwig, de partners wisselen elkaar soms af. Maar de goddelijke geest blíjft! Omdat die geest blijft, is God Iemand die je absoluut kunt vertrouwen. Hier is iemand aan het woord die je nooit in de steek zal laten en die dat ook zegt: Mijn naam betekent Ik-zal-er-zijn!
In de tekst komt het woord menein (blijven) nog één keer voor. En drie maal recht is scheepsrecht. Twee leerlingen volgen Jezus op zijn woord. Johannes schrijft: ‘Ze gaan met Hem mee, zien Hem bij Hem thuis en ze blijven bij Hem.” Zie het lam Gods! Kijk naar de zachte krachten van het menselijk bestaan. Voor mij is het verhaal van het “Lam Gods” de boodschap dat wij, ondanks de macht van ‘t als maar toenemend geweld, tóch mogen blijven geloven in de weerloze macht van een kind (en van het kind in jezelf). Geloven in de zachte krachten in jezelf. Geloven in de zachte krachten die God in elk mensenhart heeft neergelegd. Maar het zijn wél krachten die snel overwoekerd kunnen worden door agressie en geweld, door angst en wantrouwen, door jaloezie en haat. Het kind in ons, het Lam Gods, is het laatste bolwerk dat we in ons leven prijs mogen geven…