zondag 11 juli 2021
15e zondag door het jaar – B
Amos 7:12-15, Efeziërs 1:3-14 en
Marcus 6:7-13
Ambro Bakker s.m.a.
De lezingen van vandaag gaan over mensen die geroepen zijn om het Woord Gods te verkondigen over de hele wereld. Ik heb het vandaag dus over onze missionarissen, die over heel de wereld getuigenis afleggen van het evangelie. En ze spreken niet alleen mooie woorden, maar vooral in concrete daden. Veel missionarissen die niet alleen het woord Gods verkondigen, maar zich vooral ook inzetten voor een betere levensstandaard.
Nederland heeft, relatief gezien, de meeste missionarissen voortgebracht. Overal in de wereld kom je nog Nederlandse missionarissen tegen, en vooral ook lekenmissionarissen, meisjes en jongens, mannen en vrouwen. Veel missionarissen zijn ook voortijdig gestorven. Zelf ben ik lid van de Sociëteit voor Afrikaanse Missiën. Onze stichter is de Franse Bisschop Melchior de Marion Brésillac. Hij was missionaris in India, waar hij al op 29-jarige leeftijd bisschop was. Na een tiental jaren stopte hij met zijn werk in India. Hij had het verlangen om het evangelie naar de meest verlaten volkeren in Afrika te brengen. Hij nam velen van zijn priesters en broeders mee. Zo is onze Sociëteit voor Afrikaanse Missiën ontstaan.
De eerste groep vertrok op 14 mei 1859 naar Sierra Leona. Daar brak een gele koortsepidemie uit die door Freetown raasde. Naar verluid waren alle nieuwe missionarissen, op één na, binnen enkele weken na hun aankomst al gestorven. En de bisschop zelf was slechts zes weken in Afrika, toen ook hij de gele korts kreeg en op 46-jarige leeftijd overleed. Voor zijn uitvaart waren er toen geen priesters in de buurt en werd hij begraven door een dominee. Ondanks de tragedie stonden de pas opgeleide nieuwe SMA-missionarissen te popelen om naar Afrika te gaan om de missie uit te voeren die hun stichter was begonnen.
Onze priesters en broeders werden opgeleid in Cadier en Keer, een dorpje vlak bij Maastricht. En als ik de dodenlijst overzie, dan zie ik aan het begin van onze congregatie een aantal heel jonge missionarissen die in hun twintiger jaren in Afrika zijn gestorven. Maar niet alleen stierven missionarissen door de pandemieën, velen zijn ook door bruut geweld om het leven gebracht. En dat gebeurt tot de dag van vandaag. Elk jaar sterven een aantal missionarissen door geweld. Vele missionarissen hebben de laatste decennia in Zuid-Afrika en andere werelddelen hun leven moeten verliezen, omdat zij opkwamen voor recht en gerechtigheid in hun strijd tegen armoede en onderdrukking, tegen valse ideologieën.
In de Sint Jansbasiliek in ’s Hertogenbosch staat in een van de kranskapellen achter het hoogaltaar een beeldje van Titus Brandsma met daarnaast een urn met as van de slachtoffers van het concentratiekamp Dachau. Deze Friese priester was een professor aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen. In opdracht van Kardinaal de Jong stelde hij vanuit zijn wetenschap en zijn geloof het nazidom aan de kaak. Dat werd voor hem zijn dood, zoals voor vele andere missionarissen die met woorden van waarheid en recht dezelfde weg gingen. Binnenkort verwachten wij de heiligverklaring van Titus Brandsma. De litanie van alle heiligen begint lang geworden. Maar het gaat om mensen die Gods woord tot het einde toe tot leven hebben gebracht.
Maar het niet alleen om de missionarissen van vandaag. Ook in het Oude Testament zijn er heel veel voorbeelden te geven. In de eerste lezing gaat het over de profeet Amos. En zijn naam Amos betekent: ‘drager van zware lasten’. In zijn naam wordt het al duidelijk om wie het gaat, wie hij is en wat hij doet om Gods Woord te verkondigen. In het profetenboek met zijn naam wordt hij beschreven als schapenfokker en vijgenkweker. Een man van de aarde, van hard werken voor je brood, van de realiteit.
Amos treedt omstreeks 750 voor Chr. op. Het is de tijd waarin zijn tijdgenoten als de profeten Jesaja, Micha en Hosea heel actief zijn. Het koninkrijk van David is dan allang uiteengevallen. De Profeet Amos komt uit Juda, maar profeteert in het Noordrijk. Daar is het één chaos: de armen worden steeds armer, zelfs straatarm, hebben nauwelijks te eten. En dat komt omdat de rijken steeds rijker en steeds machtiger worden. Zij hebben het voor het zeggen. De profeet Amos doet zijn mond open. Hij spreekt recht toe rechtaan, recht voor zijn raap. Zijn vlammend protest dat niets en niemand spaart. Amos is een predikant die donderpreken houdt. Zijn taal is die van een boer, gespierd en gekruid. Hij gebruikt vaak harde woorden en ruige beelden, ontleend aan de natuur en het boerenbestaan. Amos voorspelt dat het niet goed gaat met het land. Nadat het Koninkrijk van David uiteengevallen is, voorspelt Amos dat het in Israël één puinhoop aan het worden is. Door de machtigen en rijken wordt hij weggejaagd van het heiligdom omdat hij durfde spreken over trouw aan de Heer van het verbond en onheil voorspelde voor de toekomst, als Israël zich niet zou bekeren. Het woord van Amos woord wordt niet verstaan, hij sprak voor dovenmansoren en werd vervolgd. Hij onderging daarmee het lot van de vele profeten, die hun verkondiging moesten bekopen met hun eigen leven, zoals Jezus Christus zelf.
Missionarissen. In het evangelie van vandaag horen we hoe ook de twaalf leerlingen door Jezus werden uitgezonden als lammeren onder de wolven (Mt.10:16). Als Jezus de twaalf aanstelt als apostelen, heeft hij daar volgens Marcus twee bedoelingen mee (Mc.3:14). Jezus doet dat op de eerste plaats ‘om ze bij zich te hebben’. Hij wil niet alleen blijven, Hij heeft gezelschap nodig. Op de tweede plaats heeft hij vanaf het begin de bedoeling om ‘ze uit te zenden en de macht geven om duivels uit te drijven.’ Maar nu ze een tijd bij Hem zijn geweest, beter geïnstrueerd en ingewijd zijn, worden ze uitgezonden. En dat niet zomaar. Zij krijgen concrete richtlijnen mee.
De apostelen moeten Gods Woord verkondigen. Eigenlijk een moeilijk karwei. De verwachtingen van mensen zijn ook zo verschillend. Wat je zegt moet kinderen aanspreken, het moet iets betekenen voor de jeugd, en ook een boodschap inhouden voor volwassenen en bejaarden. Je komt mensen tegen die verdrietig zijn en mensen die blij zijn, geleerde en wat minder geleerde mensen. Voor iedereen moet je een boodschap hebben. Er zijn ook mensen die een donderpreek verwachten: de predikant moet dé mensen (natuurlijk onze buurman!) maar eens flink de waarheid zeggen. Er zijn ook mensen die wachten op een woord van bemoediging. Ze hebben al zorgen genoeg!
Is preken moeilijk? Jezus zegt: ‘Laat in welk huis u ook binnengaat, uw eerste woord vrede zijn’ (Lc.10:5). Dat zal wel waar zijn, maar een predikant moet ook de dingen bij name durven noemen. Hij moet verkondigen dat God zich met mensen verzoend heeft, maar ook durven protesteren als er dingen scheef zitten. De woorden van Jezus streelt niet onze oren, maar verwarmt onze harten. Hij was er niet op uit om mensen te behagen, maar om mensen te bekeren. Elke verkondiging moet een opwekking tot bekering zijn. ‘Als de toehoorders dat niet aannemen’, zegt Jezus, ‘schudt dan het stof van uw voeten en ga ergens anders heen, maar verzwakt het woord Gods niet door de mensen naar de ogen te zien.’
Als missionaris, als predikant en als verkondiger mag je van je toehoorders verwachten dat zij openstaan voor het woord van God. ‘En woont daar ‘n vredelievend mens, dan zal uw vrede op hem rusten.’ Een predikant mag een beetje geloof verwachten, hij mag verwachten dat mensen niet te veel kijken naar je persoon en naar je fouten. Als een preek je niets zegt, dan kan het een slechte preek zijn, maar het kan ook zijn dat je je hart er niet voor openstelt. Jezus kon in zijn vaderstad Nazareth niets uitrichten, omdat Hij er geen geloof heeft gevonden. Waar je als predikant niet het geloof van je parochie tegenkomt, zal ook hier Gods Woord geen wonderen kunnen verrichten. Wat blijft er van je verkondiging hangen? In ieder geval: de plaats van de predikant staat niet boven de mensen, maar tussen de mensen. Je moet verkondigen vanuit je hart en vanuit de liefde.
Ons leven is een strijd tussen goed en kwaad, in onze politiek, maar ook in onszelf, ook in ons eigen leven, en ook in het leven van elk gezin en van elke parochie. Over de kwade geesten heeft Jezus ons macht gegeven ze te verdrijven en uit te bannen. Pas als we in staat zijn om die boze geesten uit onze wereld en uit ons leven weg te bannen, heeft ‘t Christendom nog alle toekomst. Niet door voortdurend met een beschuldigend vingertje klaar te staan, maar door elkaar op de been te helpen en op de been te houden.
Het is de weg van de goede geest die in ons midden woont. En aan die goede geest, in ons gezin, in de parochie, op ons werk, op school, mogen we zelf meewerken. Jezus heeft die opdracht aan z’n leerlingen gegeven, vandaag geeft Hij opnieuw die opdracht, maar dan aan de mensen van Amsterdam, Amstelveen, of waar u ook woont. En mag die goede Geest onder ons blijven wonen, vooral ook in de politiek, ook in onszelf, ook in onze gezinnen en in de plekken waar onze Heer verblijft en waar wij verblijven, vaak als schapen tussen de vele wolven.
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
De Goede Herder