5e zondag door het jaar – B
Job 7: 1-4.6-7 en Marcus 1: 29-39
De lezingen van vandaag confronteren ons met het lijden in het leven. We hoorden allereerst een passage uit het boek Job. U kent in grote lijnen het verhaal. Job die het tot nu tot goed ging in het leven, wordt op een verschrikkelijke manier beproefd. Hij verliest zijn bezittingen, zijn gezondheid en zijn vrienden. En hij vraagt zich af: waarom? Was hij tot nu toe niet altijd een goed en godvrezend mens?
Het boek Job is één grote worsteling met de vraag naar de zin en gerechtvaardigdheid van het lijden. Daarmee komt ook ons godsbeeld in het geding. God is toch degene die het goede beloont en het verkeerde bestraft? Zo hoor je dat toch in de psalmen? En zo denken wij dat ook nog vaak. Ons rechtvaardigheidsgevoel wil dat ook zo zien. En toch weten we wel dat het er vaak heel anders aan toegaat.
De gelezen passage schetst een mens in grote wanhoop. Het leven is een zware tocht geworden. ’s Morgens verlang je al naar de avond, maar ’s avond denk je: was het maar vast ochtend. Altijd maar zorgen en onrust, nooit een moment van echte ontspanning en geluk. Het voelt meer dood dan levend.
Misschien maakt u zoiets ook weleens mee, korter of langer. Het is dan begrijpelijk dat u God aanklaagt voor dit leven. Het is goed voorstelbaar dat u met God even helemaal niets meer te maken wilt hebben. Want wat heb je aan zo’n God?
Ook Job had het moeilijk met deze vragen. Maar hij weigerde zijn geloof in een goede God op te geven. Wel moest hij ontdekken dat God op het “waarom” van het lijden niet aanspreekbaar is. Hij moest ophouden Hem verantwoordelijk te stellen voor het goed en kwaad in de wereld. Nee, de God van Job is niet een boeman die willekeurig pakketjes geluk of ellende over de wereld uitstrooit. Hij komt echter in beeld als het aankomt op het verwerken van ons levenslot. Hij is degenen die beloofd heeft er te zullen zijn, als wij het moeilijk hebben. Dan heeft Hij deel in ons lijden en geeft ons de kracht het te dragen en waar mogelijk de oorzaken ervan te bestrijden.
Dit beeld van een nabije God zien we ook terug in de persoon van Jezus. Hij heeft alle aandacht voor zieken en mensen die het moeilijk hebben in het leven. Van zijn nabijheid gaat een enorme kracht uit en velen komen tot genezing. Het begint al met de schoonmoeder van Petrus. Als Jezus hoort dat zij ziek is, gaat Hij meteen naar haar toe, op sabbat, de dag waarop Gods bevrijding van Israel herdacht wordt. Hij pakt haar bij de hand en laat haar opstaan. En zij wordt beter en gaat Hem bedienen.
Waarmee bedient zij Hem? Het staat er niet bij, maar waarschijnlijk niet met een kopje thee. Er is vast meer aan de hand. Zij is op een wonderlijke wijze aangeraakt door de compassie van Jezus, die langskwam en haar deed opstaan. Als je genezen bent, een heel mens bent geworden, mag je actief worden om anderen te dienen (diakonein staat er in het Grieks). In Jezus voetsporen treden. Zijn zending voortzetten. En vooral hen nabij zijn die in dit leven met veel lijden geconfronteerd worden. Want in de donkere dagen van ons leven hebben we mensen nodig die ons overeind helpen.
Intussen raakt dit gebeuren in de omgeving bekend. Een nieuwe wonderdokter, wat wil je? Tegen de avond is het een drukte voor de deur. En Jezus genas vele zieken en dreef demonen uit. Hij zal wel moe geweest zijn. Toch was Hij al weer vroeg op. Kon Hij niet slapen of wilde Hij in alle stilte bij zijn Vader zijn? Hoe dan ook, toen zijn leerlingen Hem kwamen roepen omdat ‘iedereen Hem zocht’, verraste Hij hen met de mededeling: we gaan weg, want Ik moet ook elders het goede nieuws verkondigen.
Wat gebeurt hier? Blijkbaar onttrekt Jezus zich aan een menigte die Hem wil omarmen als hun nieuwe supergenezer. Hij wil zich niet laten opsluiten in dit foute beeld van zijn roeping. Hij deinst ervoor terug een soort lokale held te worden. Hij wil niet blijven staan bij de wondertekenen. De prioriteit ligt bij de verkondiging van Gods nabijheid, Zijn menslievendheid. Want juist daardoor worden mensen opgericht tot nieuw leven. Pas als mensen zich veilig voelen in Gods handen, kan de tirannie van angst en onvrijheid verdwijnen. Daarom is een gezonde relatie met God minstens zo belangrijk als een gezond lichaam.
We worden genezen om te dienen. Evenals de schoonmoeder van Petrus zijn wij allen geroepen om op aarde de handen en voeten van een meelijdende God te zijn. Onze broeders hoeder. Want het is één wereld of geen wereld. Mogen we in die zin waardige navolgers, leerlingen van Jezus zijn. Amen.
Paul Koopman
Pastoraal werker RK Amstelland