Liturgische taal
- Liturgische taal moet allereerst herkenbaar zijn. Ze moet onze ervaringen en gevoelens weerspiegelen. Als wij ons er niet door aangesproken voelen, zal ze langs ons heen gaan en komt er geen enkele communicatie tot stand, ook niet met een andere, transcendente werkelijkheid.
- Liturgische taal zal verder Bijbels moeten zijn. In de taal van de Schrift hebben joden en christenen hun God leren kennen. In die taal werd het mysterie vermoed en uitgesproken. De Bijbelse symbolen verwijzen naar die God. Wanneer die beelden ons als afgesleten voorkomen, dan zal het toch de moeite lonen om te proberen ze te herijken en ze met een nieuwe inhoud op te laden.
- De taal in de liturgie moet op de een of andere manier ook iets poëtisch hebben. Ze moet speels zijn, goed klinken. Je moet er graag naar kunnen luisteren. Er is niets vervelender dan droge, saaie verhandelingen te moeten aanhoren.
- Liturgische taal moet beeldend zijn. Ze moet concrete voorstellingen uit onze eigen leefwereld oproepen. Immers, daarin leven wij en alleen in die wereld kan het mysterie ervaarbaar worden. Dat betekent ook dat dergelijke taal meerduidig moet zijn. Klare, eenduidige taal slaat de fantasie dood. Taal waarbij je je van alles kunt voorstellen, maakt creatief en stimuleert je om verder te zoeken, verder dan deze zichtbare wereld.
- Liturgische taal moet consistent zijn. Dat wil zeggen dat de woorden en beelden met zorg gehanteerd moeten worden. Ze moeten op één lijn liggen en een herkenbaar totaal kunnen vormen. Met teveel verschillende beelden vermoei je de gemeenschap die liturgie viert.
- De taal die wij in liturgievieringen gebruiken, moet inclusief zijn. Dat wil zeggen dat de woorden en beelden niet eenzijdig mogen zijn, eenzijdig mannelijk bijvoorbeeld. Daarmee hebben we het in de liturgie al tweeduizend jaar moeten doen. Het is belangrijk dat vrouwen en mannen in de liturgische taal symbolen kunnen vinden om in contact te komen met het mysterie.
- Het laatste criterium is eigenlijk geen criterium, maar is toch heel wezenlijk: zorg voor stilte in de liturgie. De woorden moeten kunnen verklinken en bezinken. Als ze niet kunnen aankomen, omdat alles maar afgeraffeld wordt, dan is alle moeite vergeefs en is het mysterie onbereikbaar. Als er één plek is in onze wereld, waar niet gehaast hoeft te worden, dan is dat in de liturgie.
Waarom drie lezingen?
Tussen de eerste lezing, die meestal uit het oude testament afkomstig is, en het evangelie, wordt vaak als tweede lezing ook het zogenaamd epistel gelezen, dat niet uit de evangeliën afkomstig is, maar uit andere geschriften van het nieuwe testament. We hebben daar meerdere redenen voor. Deze argumenten zijn deels historisch, maar voor een deel ook juridisch, liturgisch en pastoraal van aard.
Historisch
Al in de eerste eeuwen van de kerk ontwikkelde zich een liturgische jaarorde en werd gewerkt met een zogenaamde perikopenlijst, waarin de lezingen van de vieringen waren vastgelegd. In 1570 verscheen het Missale Romanum, waarin voor iedere misviering een epistel en een evangelielezing stonden aangegeven, dus nog geen lezing uit het oude testament. In 1969 kwam de Ordo Lectionum Missae uit, gebaseerd op de liturgische uitgangspunten van het Tweede Vaticaans Concilie. Deze voorzag in het driejarig rooster van het A-, B- en C-jaar, een systeem dat wij nu nog hanteren. Daarin staat voor elke viering van de zondagsliturgie ook een lezing uit het oude testament aangegeven, zodat de huidige weekendvieringen drie lezingen kennen: de eerste lezing uit het oude testament, de tweede lezing uit het nieuwe testament, en een evangelieperikoop. Voor de vieringen door de week gelden twee lezingen, waarbij de evangelielezing voorafgegaan wordt door een eerste lezing uit het oude of nieuwe testament.
Kerkjuridisch
Hoewel kerkjuridisch in verband met liturgie een zwaar woord is, is het toch zo, dat destijds de liturgie van het Missale Romanum voor de hele Kerk bindend werd voorgeschreven. Dat geldt nog steeds voor het aangepaste Missale Romanum dat nu in gebruik is. Wel kunnen er zwaarwegende redenen zijn om van de voorgeschreven liturgie af te wijken, bijvoorbeeld bij bijzondere vieringen voor bijvoorbeeld kinderen, of als een bijzonder feit of gebeurtenis herdacht wordt. Voor familieaangelegenheden zoals uitvaarten, huwelijks- en doopvieringen kan een keuze worden gemaakt uit passende schriftuurteksten, die daarvoor worden aangeboden.
Liturgisch
In de liturgie vormen teksten en liederen één geheel. Ook de liederen die tussen de lezingen worden gezongen, worden dus tot de woorddienst gerekend. De speciale functie ervan is, dat de verzamelde gemeente antwoordt op het gehoorde Woord, en dat ook zelf in de mond neemt. Reeds in de tweede eeuw heet de psalm die na de eerste lezing gezongen wordt graduale (trapzang), omdat de zangers bij dit lied op de trede (gradus) van de ambo (lezenaar) gingen staan. Een andere naam is graduale responsum of responsorium, omdat het volk het lied met een keervers (responsum) beantwoordde.
Na de tweede lezing, of in de tijd dat er slechts 2 lezingen waren, na de eerste lezing wordt het alleluia gezongen. Dit groeide uit tot het alleluia-vers voorafgaand aan het evangelie. Onder de lang aangehouden slotklinker van het alleluia plaatste men sinds de 19e eeuw teksten, aanvankelijk in proza, later in strofe-vorm. Deze gezangen worden sequensen genoemd, afgeleid van pro sequentia, wat betekent: als vervolg (op het alleluia). In deze liederen wordt een feestdag of heilige bezongen. Ze werden op het Concilie van Trente verboden op vijf na, nl. Victimae pascali, Veni Sancte Spiritus, Lauda Sion, Dies Irae en Stabat Mater. Wel zijn op de sequensen veel liederen gemaakt in de volkstaal. In de vastentijd werd het graduale vervangen door de zogenaamde tractus, van het latijnse tractim (aan één stuk). Het lied wordt gezongen zonder onderbreking door een respons. Graduale, tractus en alleluia komen het best tot hun recht als er drie lezingen zijn. Bij slechts twee lezingen sluit het alleluia aan op de graduale, waarvoor met name in gezongen vieringen meestal niet gekozen wordt, zodat het dan komt te vervallen.
Pastoraal
De herinvoering van de tweede lezing heeft ook een pastorale bedoeling. Want de teksten die ervoor gebruikt worden, zoals gedeelten uit de brieven van Sint Paulus, gaan over het geloofsleven in de eerste christengemeenten. De aanwijzingen die daarin worden gegeven, zijn nog steeds van kracht, en kunnen in voorkomende gevallen een rol spelen bij de verkondiging.
door: Pastor Gèrard van Tillo