Kerstmorgen
Jesaia 52:7-10 en Johannes 1:1-18
En wij? Zien wij het Kerstkind nog wel zitten? Waar hebben wij Hem neergelegd? Misschien tussen Kerstboom en kerstbrood? Misschien hebben we Hem zelfs naast de kribbe gelegd, om de kribbe te vullen met kerstgeschenken, vrome wensen en ontroerende Kerstliederen. Want daar houden wij van: Stille Nacht, Heilige Nacht, Noël, Noël, born is the King of Israël, en over de herdertjes die ‘s nachts in het veld lagen, nadat zij keurig hun schaapjes hadden geteld.
Honderdenmiljoenen mensen over heel de wereld trokken vannacht door de duisternis naar honderdduizenden kathedralen, kerken en kapelletjes om de geboorte van een Kind te vieren. Gek eigenlijk, mensen die je anders met geen stok de kerk in kunt krijgen, knielden vannacht neer voor een kribbe en zingen uit volle borst met schorre stemmen hun herdertjeslied. Het lijkt wel alsof we met z’n allen de schade voor ‘n heel jaar in willen halen. En vaak is dat ook zo! De romantiek van kerstmis sleept ons mee, maar de vraag is waar naar toe. Waarom trekken mensen in de nacht over straat? Uit plichtsgevoel? Of omdat het zonder de nachtmis niet écht Kerstmis zal worden? Anderen hebben zich wekenlang op Kerstmis voorbereid. Tallozen zijn vannacht naar de kerk gekomen vanwege de romantische kerstliederen. Maar is Kerstmis wel zo romantisch? De romantiek van het kerstfeest sleept ons mee. Waarom willen we het Kerstkind klein houden?
Laten we in de Kerstdagen niet struikelen over ons eigen denken: je kunt een kerstboom optuigen met prachtige kerstballen en betoverend engelenhaar, maar het blijft een afgezaagde boom, en als je niet uitkijkt een afgezaagd verhaal. Je kunt het uiteinde van de boom bedekken door het in een pot aarde te planten of het uiteinde te bedekken met zilverpapier, maar dat verandert niet veel aan de situatie: het is en blijft een afgezaagde boom. Even afgezaagd als veel van onze vele kerst- en nieuwjaars-wensen zijn.
Jezus is geboren op de plek waar daklozen en zwervers zich thuis voelen: tochtige stal. Is het kerstverhaal ook niet ‘t verhaal van een doodsbange moeder en een doodsbange vader die op vlucht zijn voor koning Herodes? En in Bethlehem vinden tweehonderd pasgeboren jongetjes de dood. “En tot de dag van vandaag klinkt een hartstochtelijk schreeuw over de velden van Effrata”. Moeders, wanhopig, hartverscheurend schreeuwend om het jonge leven dat zij hebben voortgebracht. En nog steeds is dat wrede mensenverhaal niet ten einde. Nog steeds is die schreeuw over de velden van Effrata te horen. In onze wereld zijn er naar schatting ongeveer 50 miljoen vluchtelingen. En steeds minder zijn we bereid om die vluchtelingen, die huis en haard moesten verlaten, op te vangen.
In onze wereld draait alles om geld. En wat een verademing: een nieuwe paus die de kant kiest van de armen. Zijn Pausnaam is Franciscus. Het is niet alleen een naam, het drukt ook zijn programma uit. Hij rijdt in een tweedehands auto, ging al snel op bezoek in Lampedusa, waar talloze bootvluchtelingen in zee omkwamen. En kind liet hij op zijn pausenstoel zitten. En voor zijn eerste verjaardag als paus had hij niet de prelaten uitgenodigd, maar de zwervers en daklozen van Rome. Geen man van lintjes en onderscheidingen, maar een paus die zijn hart heeft liggen bij mensen die aan dit leven tekort komen. Zijn woonplek is niet de pauselijke suite, maar een hotelletje. “De enige plek waar je mensen kunt ontmoeten en met wie je je leven kunt delen” is zijn opvatting.
Ook Nederland voert soms een verkrampt beleid, meer gebaseerd op burgerlijke angst, dan gericht op het doen van gerechtigheid. En toch zingen we in de Kersttijd weer opnieuw: “Midden in de winternacht ging de hemel open”. De Kerstdagen, waarop wij elkaar hoopvolle verhalen vertellen. Warme Kerstverhalen voor als het buiten koud is. Over vluchtelingen die een gastvrij onthaal vinden, hongerlijders die weer brood op tafel vinden. Over mensen die weer goed worden op elkaar, over verloren zonen en dochters die eindelijk weer thuis komen. Over een verdwaald kind dat op Kerstavond de weg naar huis weer terugvindt. Over een dronkenlap die voorgoed nuchter en gierigaards die waanzinnig gul worden. Over klokken die vanzelf in de kerstnacht gaan beieren. Dat zouden we willen. Wat zou dat inspirerend werken! Het zou je inspireren om morgen weer met volle kracht te werken aan “Vrede op aarde” in plaats van machteloos een eventuele oorlog af te wachten. Want als je voor één ogenblik de hemel hebt gezien, kun je beter vechten voor ‘n wereld die wat meer lijkt op de wereld van God.
God bracht ons vannacht weer een bezoek aan de wereld. Geen bliksembezoek van hoogstens anderhalf uur, zodat wij de grote problemen van de wereld en de vragen van ons eigen leven even kunnen vergeten. God is van plan om ons, na vannacht, niet meer te verlaten. Hij laat ons niet alleen, niet in leven, noch in het uur van onze dood. Hij zal de mens trouw blijven, zelfs tot in zijn lijdensuur. God trekt met ons mee naar elke menselijk Golgotha.
En intussen zingen we onze Kerstliederen. “Elke vogel zingt zijn lied, herders, waarom zingt gij niet?” Maar wie durft vannacht nog te zingen van vrede op aarde? Kinderen durven het nog te zingen, ouderen zingen tegen beter weten, omdat ons hart niet anders kan! Ze beweren dat er vannacht een ster aan de hemel staat. De schriften zeggen: dat is de Morgenster. De nacht moet bijna voorbij zijn. Blijven we zingen over vrede, maar met het hart van een kind. Met dromen en beelden uit mijn kinderjaren, maar gestoeld in de werkelijkheid van elke dag. Ik wens u een Zalig Kerstfeest toe.
Pastoor-deken H.Augustinus
Amsterdam/Amstelveen