zondag 21 augustus 2022
21-ste zondag door het jaar – C
Jesaia 66:18-2, Hebreeën 12:5-7+11-13 en
Lucas 13:22-30
In het evangelie van vandaag staat de tekst: ‘Iemand vroeg aan Jezus: Heer zijn er weinigen die gered worden? Jezus geeft als antwoord: ‘Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen’ (Lc 13:24) Nu moet u niet denken dat die nauwe deur alleen in de Bijbel voorkomt. Ook in ons leven zijn er heel veel smalle deuren die alleen een minimale functie hebben. Denk maar eens aan de wegversmallingen in het verkeer. Of die poortjes die in grote winkels gaan rinkelen als je niet betaalt voor je boodschappen. Of het is die moeilijke periode in je leven waar je dan blijkbaar ‘ergens doorheen moet’. Zo drukken wij dat uit.
Nee, vele nauwe deuren zijn er genoeg als je je eigen ogen, je oren en je andere zintuigen open hebt. Maar waarom moet dat nou? Waarom kunnen wij niet allemaal vrij over een brede weg gaan? Waarom moeten wij vaak door allerlei versmallingen en inperkingen in ons dagelijks leven van die smalle wegen gaan? Jezus zelf geeft aan dat je slechts via smalle wegen naar God toe kunt gaan. In Matteüs 7:13-14 staat: ‘Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die tot verderf leidt; velen zijn er die daardoor ingaan; want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.’
Nou zijn er dus twee manieren waarop je naar God kunt gaan: via smalle of via brede wegen. Mag ik u daarvan een voorbeeld geven? Koningin Victoria – een van de vroegere koninginnen van Engeland – had eens een knetterende ruzie met haar man. En die ruzie liep zo hoog op dat Z.K.H. de, kamer uit rende, de trap op, en zich in zijn eigen kamer opsloot. Wit van woede rende de koningin hem achterna. Ze bonsde keihard op de deur en op de vraag van de prins: ’wie is daar’ schreeuwde ze: ‘Ik ben het, de koningin van Engeland’. Want ze dacht natuurlijk voor een koningin – en zeker voor de koningin van Engeland – gaan alle deuren open. Maar de prins gaf geen antwoord en de deuren bleven bleef gesloten. Na een half uur was de woede van de koningin wat gezakt en zij ging weer naar boven en klopte: op de deur. ‘Wie is daar?’, vroeg de prins. En de koningin zei zachtjes: ‘Ik ben het, Albert, je vrouw…’ En toen ging de deur met een zwaai open!
Zo kunnen wij ook wij op twee verschillende manieren naar God gaan. Er zijn mensen die bij God op de deur bonzen: doe open, God, want ik ben er! Zet die deur open, God, want ik ben iets, ik beteken iets. Doe die hemelpoort maar open, want ik heb altijd fatsoenlijk geleefd. Ik had nooit ruzie met m’n baas (behalve als ik het niet met hem eens was). Ik was altijd trouw in m’n werk (behalve als ‘t zo erg warm was). Ik heb nooit met m’n ellebogen gewerkt (behalve bij de bus). Ik hou van alle mensen, God, (behalve van mijn buurman, maar dat is zijn eigen schuld). Daarom doe de smalle deur dus open, God, voor ZH. de ondergetekende. Maar als we op deze manier zo naar God gaan dan zal Hij antwoorden: Ik weet niet eens wie je bent en waar je vandaan komt. (Lucas 13:2a) Dan blijft de deur van God op slot blijven.
Een ander zal proberen zijn voet tussen de deur te zetten en tegen God zeggen: ‘Nee, zo laat ik me niet afpoeieren, God. Ben ik daarom zestig jaar lang elke week naar de kerk geweest? Heb ik daarvoor m’n kinderen op katholieke scholen, gedaan? Heeft U mij nooit zien zitten, God, op zaterdagavond in kerk? En dan zal God antwoorden: Ook jou ken ik niet, nooit heb ik iets van jou gehoord!
En weer een ander zal God toeschreeuwen: maar mij kunt U niet buiten laten staan. God, heeft U mijn bankafschrift dan niet gekregen waarop vermeld staat dat ik 50 euro overgemaakt hebt voor die hongerige mensen in Afrika. En God zal ook dan antwoorden: Ook met jou heb ik niets te maken. Ga weg en voeg je maar bij de andere oplichters.’
Ja, voor mensen die roemen op eigen kracht is de deur van de hemel wet erg smal. Nee, niet dat er door die smalle deur geen dikke mensen naar binnen kunnen, want dan zouden mijn kansen ook veel kleiner worden. Nee, de deur is smal voor die mensen die zich dik maken voor mensen die zichzelf OPBLAZEN en haast stikken van zelfgenoegzaamheid. Dat je gedoopt bent, dat je in de kerk trouwt, dat je je Morgen- en Avondgebed bidt, dat alles betekent nog niet dat je je reisbiljet naar de hemel in je hand hebt. Want God is goed, maar niet gek.
Ik maak me, wel eens bezorgd over het feit dat we God steeds minder serieus nemen. Vroeger was God de grote, rechtvaardige, gestrenge God die hoog in de hemel troont. Tegenwoordig praten mensen over God alsof het een seniele, oude man is, die na duizenden jaren flink last van aderverkalking begint te krijgen. Maar ja, God is een goede God, maar geen goedmoedige God, die een beetje met zich laat spelen en sollen. We mogen God niet voorstellen als een bijziende, hardhorige bejaarde die alles door de vingers ziet, als je maar naar hem toekomst. We moeten niet denken dat tegenwoordig alles maar mag, omdat alle wegen toch naar Rome leiden. Je kunt niet wachten met je leven te beteren, totdat je het niet meer zo druk hebt met carrière, sport en spel. Dat het dan later, als je boven komt, wel met een begrijpend knipoogje op een akkoordje met Hem kunt gooien… Als we dát denken dan hebben wij een verkeerd beeld van God, God is geen oubollige, alles vergoelijkende God. Hij is de Schepper van. Hemel en aarde: Hij heeft ons een leeftijd toevertrouwd, waarin we de reis naar Hem moeten waarmaken.
En als richtsnoer van zijn handelen gaf Hij ons zijn Zoon Jezus Christus, om ons de Weg te wijzen. Hij gaf ons het Doopsel de Geest, het Woord en het Brood, om naar Hem toe te leven. In echte godsdienstigheid, waarin God centraal staat en niet onze eigen verdiensten. Het is, daarom louter genade, en geen recht of vanzelfsprekendheid. Wij willen zo graag van alles en iedereen zeker zijn. Wij zijn bang voor het onbekende. We sluiten de ene verzekering na de andere. We hebben angst voor ongeborgenheid, angst voor eenzaamheid, angst voor de dood. En daarom bouwen we maar onze eigen zekerheid en claimen bij God onze plaats in: de hemel. Maar als we zo naar God gaan, dan lopen we met onze koppen tegen de muur.
Als je groot gaat op eigen verdiensten dan ben je klein voor God en blijft de deur voor je gesloten. Met al je, godsdienstigheid. is een reisbiljet naar de hemel niet te koop! Maar je kunt ook op een andere manier naar God toe gaan. Als je zegt : ‘Ik ben het Vader, uw eigen kind, mag ik bij U binnenkomen? Maar dat is voor ons mensen o zo moeilijk. Wij willen wel bij God aankloppen als koning, maar niet als kind, als zijn kind. De deur blijft gesloten voor die ongerechtigheid bedrijven, of zij Christen zijn of niet. Wie wél door de deur gaan zijn zij die Christus metterdaad gevolgd hebben. De deur staat voor hen open en zij pochen niet op eigen verdiensten.
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
H. Augustinus Amsterdam en
De Goede Herder