zondag 27 november 2022
Eerste zondag van de Advent – A
Jesaia 2:1-5 , Romeinen 13:11-14 en
Matteüs 24:37-44
Na een jaar met verhalen van de evangelist Lucas, is nu de evangelist Matteüs aan de beurt. En in de Advent horen wij de verhalen van Jesaja die in het donker van de tijd waarin hij leefde, vooruit droomt over hoe het uiteindelijk zal zijn. Ooit zal het huis van de Levende stevig staan op een berg en mensen zullen optrekken naar het centrum van de berg.
Wat wordt er zichtbaar van dat visioen van Jesaja in onze christengemeenschappen? Nee, in het einde der tijden is wat betreft die vrede nog ver weg, en hoe het eensgezind erheen stromen van talloze volken en naties blijft een visioen. Mensen die vrede brengen waar zij gaan. Kunnen wij ook in de Advent wandelen in het Licht van de Heer?
De eerst Adventszondag is aangebroken. Hier vooraan in de kerk, bij het altaar, staat opnieuw de Adventskrans. De kerststal staat er nog niet. Die blijft nog even op zolder staan. En opnieuw moet ik constateren dat ik ook in het jaar 2022 straks op de Kerstzegels alleen maar weer sterretjes, kerstbomen, schaatsende kinderen en kerstmannetjes tegenkom, en natuurlijk ook heel wat sneeuwvlokken.
Kerstzegels, met daarop een afbeelding van de geboorte van Jezus, komen we wéér niet tegen. Natuurlijk, als je straks vijf verschillende kerstzegels boven elkaar plakt zie je een lange smalle kerktoren, met op de top een half maantje! Dat hoort blijkbaar bij onze nieuwe tijd. Maar wij vieren met Kerstmis toch de geboorte van Jezus? We vieren dan het Kerstfeest, want er is een Kindje geboren. Is het voor de Post dan zoveel moeite om twee verschillende kerstpostzegels te maken? En waarom mag op de postzegel het Kindje er zélf niet eens bij zijn? De beste plaats is langzamerhand ingeruimd voor de Santa Claus. Maar van mijn part mag Santa Claus, weer worden teruggebracht naar de Verenigde Staten, naar de plaats waar ze Santa Claus ooit hebben uitgevonden!
Maar goed, intussen bereiden wij ons vier weken voor op het échte Kerstfeest. Bij het altaar staan naast het altaar weer vijf kaarsen. De krans is rond, heeft geen begin en geen einde. En als de Kersttijd weer achter de rug is, gaat ook de krans weer voor een jaar naar de achtergrond. Het lijkt een eeuwige kringloop, jaar in en jaar uit. Is er eigenlijk wel wat nieuws onder de zon? Of zitten we toch in de kringloop van altijd hetzelfde? De kringloop van de natuur: lente, zomer, herfst en winter. Vanaf de eerste lezing van het nieuwe liturgische jaar wordt de kringloop doorbroken. In het visioen van Jesaia lopen de volkeren en naties niet in een cirkel. Ze zijn ergens op weg naar toe. Ze hebben een doel.
Ze komen van alle kanten op een bergtop af. Ze zijn op weg naar het heiligdom. Ze zijn onderweg naar elkaar en naar God. Toen er nog niet zo veel mensen op de wereld waren liepen de mensen alle richtingen uit. Zij vestigden zich over heel de wereld. Maar sinds we weten dat de aarde rond is, weten we ook dat we elkaar dan uiteindelijk weer tegenkomen. Onderweg weet je niet wat en wie je tegenkomt. Daarom zijn we als mensen tot de tanden toe gewapend. Maar als we niet meer over de aarde worden verspreid, en elkaar halverwege weer tegenkomen, krijgen we de opdracht sámen verder te trekken. En onderweg, zegt de profeet Jesaia, gebeuren er opvallende dingen. Zo komt de tijd dat zwaarden omgesmeed worden tot ploegijzers en sikkels. Niet in een gesloten cirkel van altijd hetzelfde, maar onderweg naar iets toe. De Heilige Schrift zegt: we gaan in de Advent naar Iemand toe, naar een wonderbaarlijke raadsman, een goddelijke held, een kind van vrede. Het heeft zin om vier weken lang de kaarsen aan te steken, een voor een. Zodat het elke week wat lichter wordt. En daarmee is de Adventskrans geen cirkel, maar een spiraal, want we trekken verder door de geschiedenis, op weg naar God.
Ondertussen klopt de verwachting ons hart. Ook als het om Kerstmis gaat. En er is een onderscheid tussen afwachten en verwachten. Met Sinterklaas wacht je maar af wat je krijgt. Het kan een feest van verwachting worden als de handen uit de mouwen gaan. En een moeder wacht niet af tot haar kindje komt, zij is geen wachtende, zij is helemaal in verwachting. Afwachten doe je met je handen in je zakken, verwachten doe je met je handen uit de mouwen. Van alles moet nog geregeld worden voordat het Kindje kan komen: een kinderkamer, beertjesbehang, de drempel naar Prénatal wordt uitgesleten, geboortekaartjes besteld. Leef ik tegenwoordig maar in afwachting van wat komen gaat of verwacht ik zelf nog iets van dit leven?
Het is Advent, tijd van waakzaamheid, tijd om wakker te worden en je bewust af te vragen: waar sta ik, waar leef ik voor? Of laten we ons meeslepen, zoals dat eertijds verging in de dagen van Noach. Zij leefden op het ritme van de dagen, meegezogen in de maalstroom. Ook Noach voelde de zuigkracht van de tijd, maar hij liet zich niet meesleuren en richtte zijn leven in volgens Gods geboden. ‘Dan zullen er twee op de akker zijn, de een wordt meegenomen en de ander op de akker achtergelaten’, zegt het evangelie van vandaag. Zo gaat het nu nog: bij alle beroerdigheid in de wereld wordt de een bewogen, de ander laat zich meeslepen. Werken aan een betere wereld? De een laat zich meeslepen en zet zich daarvoor in, een ander blijft onbewogen, praat er alleen maar over en gaat weer over tot de orde van de dag. Noach maakte een keuze, liet zich niet meesleuren in de maalstroom van zijn tijd.
En wij? Is voor ons het leven ook meer dan eten en drinken, teevee-kijken en computeren? Maken we ons daar alleen zorgen om? De Adventstijd probeert ons los te weken van dit dodende ritme. Richt je op de komst van de Heer, laat je hart, maar vooral je handen, vol van verwachting zijn. Dan overvalt de dag van de Heer je niet onverhoeds zoals de zonde-vloed de mensen overviel ten tijde van Noach. De decembermaand is de maand van wachten, maar vooral van ver-wachten. Een maand van surprises, waarin wij ons mogen voorbereiden op de grootste surprise die wij ons kunnen indenken: in doeken gewikkeld geeft God ons zijn eigen Zoon. De meesten zullen met Kerstmis weer zeggen: ‘Pik in al dat engelenhaar, het is toch winter!’ Maar deze mensen komen van een koude Kerstmis thuis, want met het Kerstkind valt niet te marchanderen: God geeft zichzelf. Als je denkt dat je zonder voorbereiding straks in de Kerstnacht het Kerstkind naar huis mag nemen: vergeet dat dan maar! Dan sta je naakt en uitgekleed bij de kerststal als de keizer zonder kleren in het Sprookje van Andersen.
Advent betekent: verwachten, niet afwachten! Het betekent: je openstellen voor het geschenk dat God ons met Kerstmis wil geven. Een geschenk waar Jezus écht helemaal in zit! Alle cadeaus met Sinterklaas zullen erbij verbleken, want met Kerstmis gaat het om het geschenk van God zelf: zijn eigen Zoon! En ik hoop dat, net als in deze dagen bij koning Willem Alexander, ons Kerstkind ooit weer eens ook zijn eigen postzegel mag krijgen!
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
H. Augustinus en De Goede Herder