Wijzen, astrologen, ontdekkingsreizigers, wetenschappers van die tijd, maar tegelijk gelovige mensen. Waren het er twee of drie of meer? Waren het koningen” Het is allemaal niet zo zeker. We houden het op drie, want ze brengen drie geschenken mee en we noemen hen koningen, want zo kunnen wij lezen in Psalm 72: “Vorsten van Tarsis, van verre kusten, zenden geschenken. Arabische heersers en Ethiopen betalen Hem accijns”. “Hem huldigen alle vorsten der aarde en alle volkeren dienen hem.” Deze wijzen die op bezoek komen maken de woorden van de profeet Jesaja waar. “Bewoners uit Sjeba komen naar U toe, ze voeren goud en wierook aan”. De evangelist Mattheüs schreef zijn evangelie met de bedoeling om aan zijn lezers en toehoorders duidelijk te maken dat met Jezus de beloften aan Abraham en de profeten in vervulling waren gegaan.
Het bezoek van de wijzen aan het Kind Jezus en zijn Moeder Maria, hoort bij de verhalen over de eerste jaren van Jezus. Het zijn dierbare verhalen die Maria en ook anderen hebben doorverteld en die de eerste Christenen op hun beurt hebben doorgegeven. Zo zijn ze bij de Evangelist Matteüs gekomen. Hij heeft ze geselecteerd en opgenomen in zijn Evangelie. Hij nam graag die verhalen over waarvan hij in het Oude Testament al een verwijzing zag. Zo vertelt Matteüs over Jozef en zijn dromen, over de vlucht naar Egypte, over de kindermoord en vandaag dus over de wijzen uit het Oosten.
Mattheüs kijkt met deze verhalen verder dan de kleine wereld van Nazaret of het gebied van Galilea en Judea. Mattheüs kijkt over alle grenzen heen, hij ziet dat de geboorte van Jezus van belang is voor alle mensen, waar ook ter wereld. Niet alleen voor kleine mensen, niet alleen voor zieken en uitgestotenen, waar Jezus veel zorg voor had; Mattheüs wil ons zeggen dat ook koningen, vorsten uit verre landen in Hem hun Heer vinden. Is die boodschap nu nog te vertalen naar onze tijd? Wie is anno 2024 nog geïnteresseerd in Jezus, in zijn Evangelie, in zijn leven? Misschien lijkt die vraag nieuw, maar hij is zo oud als het Evangelie. Ook Mattheüs had daarmee te maken. De wereld van zijn tijd stroomde over van de religieuze visies, van verschillende godsdiensten en filosofische stromingen, van Oosterse religies tot het Romeinse godendom, van de Egyptische zonnegod tot de Germaanse Wodan. Wie is er dan geïnteresseerd in een Joodse Messias die aan het kruis is gestorven, maar waarvan sommige beweren dat Hij is opgestaan uit het graf. De apostel Paulus heeft er ook mee te maken. Hij gebruikt al zijn welsprekendheid om aan de Grieken duidelijk te maken dat deze Jezus alle godenstelsels en alle filosofische ideeën, ver overtreft.
Maar onze moderne wetenschap heeft die oude systemen toch ook overtroffen; waarom zou Jezus nog van belang zijn voor onze tijd? Wat maakt Hem anders dan anderen en wat maakt het Christendom anders dan andere godsdiensten? Het verschil is de menswording van Christus. God is mens geworden. Paulus kan er niet over uit. Dat hoorden we in de tweede lezing: “Nooit is het onder vroegere geslachten aan de kinderen der mensen bekend gemaakt, zoals het nu door de Geest is geopenbaard aan zijn heilige apostelen en profeten: dat de heidenen in Christus Jezus mede-erfgenamen zijn, medeleden en mededeelgenoten van de belofte door middel van het evangelie”.
God is een God voor alle mensen. Maar niemand kent God. Niemand heeft God ooit gezien. God is onzichtbaar voor onze ogen. Alle oude godsdiensten met hun vele goden, halfgoden, mythen en sagen, zitten ernaast. Dat is God niet. Zelfs filosofen die God zien als de onbewogen beweger, kennen God niet. Die goden en ideeën kunnen de wereld niet redden, ze kunnen jou niet redden, ze hebben geen waarde voor de eeuwigheid, ze zijn tijdelijk van aard en hebben hun ondergang al in zich op het moment dat zo’n idee of religie opkomt.
Het grote verschil is de incarnatie, de menswording van God in Christus. Maar geen menswording als een superman of superwomen, geen krachtpatser, geen alleskunner. Dan zou Hij weer het beeld zijn van de afgoden, de niet-goden. Zo maken de mensen hun goden, uitvergrotingen van hun eigen evolutionaire achtergrond, de macht van de sterkste, the winner takes it all. Als mensen zelf hun god uitdenken, dan is die god een uitvergroting van hen zelf. Zo werken grote politieke systemen die hun godenwereld en godenhemel gebruiken om de maatschappij structuur en vorm te geven op een manier die hen uitkomt.
Maar het is precies andersom. God is mens geworden. Ja God bestaat. Niet de goden die mensen zelf bedenken. Maar onze intuïtie dat God bestaat, klopt wel. God Zelf is het die dit bewustzijn in ons hart legt. Alleen wordt deze intuïtie gekaapt en gemanipuleerd door ons eigenbelang en angst. Wij maken er steeds ons eigen idee van. Maar God is anders, totaal anders dan alle beelden die wij bedenken. Wanneer wij eerst ons eigen beeld van God maken en dan daarop willen gaan lijken, dan vergroten we met onze ideeën ook onze ondeugden en misvattingen; we kunnen last krijgen van grootheid waanzin. Daarom is God mens geworden. Zodat wij kunnen zien hoe we zelf moeten worden om werkelijk mens te zijn. Alleen door Jezus krijgen wij een idee over God, over wat Liefde is, wat Wijsheid is, wat Leven is. De wijzen uit het Oosten hebben dit begrepen. God toont zich in deze schepping. Die moeten wij behoeden en koesteren, ervoor zorg dragen, want zij is heilig. En de eerste en voornaamste daarin is Christus, Gods Zoon, Emmanuel, God met ons. Amen.