Jesaja 63, 16b-17 – 17.19b; 3b-8 en
Marcus 13, 33-37
Terwijl onze stad zich opmaakt voor Kerstmis met prachtige verlichting, gezellige winkels en sfeervolle kerstmuziek, horen we in de eerste lezing van vandaag spreken over zonden en in de evangelielezing dat we op onze hoede moeten zijn en de oproep: weest waakzaam.
Het is niet bedoeld om een goed kerstgevoel bewust te doorbreken. Maar in de kerkelijke voorbereiding op Kerst vinden we andere accenten dan de voorbereiding in de winkels en op de straten waar die voorbereiding voor een deel al het feest zelf is.
Misschien is dat ook wel tekenend voor onze samenleving: dat we het moeilijk vinden om iets uit te stellen, ons goed voor te bereiden op een feest. Om toe te leven naar iets belangrijks dat komen gaat. Het moet nu.
Maar onze Advent heeft dat element van voorbereiding wel degelijk. Advent betekent letterlijk: tot de komst van. We zijn er nog niet, we zitten nog in een stadium daarvoor. En dat stadium ervoor is verbonden met dat woord waakzaam dat we vandaag horen.
Waakzaam heeft bij ons de associatie van een wake, een avondwake bijvoorbeeld op de avond voor een uitvaart. Of een paaswake: op weg naar Pasen. In beide gevallen gaat het om een voorbereidingstijd die voorafgaat aan iets anders dat komen gaat en dat belangrijk is.
In de Bijbel lezen we dat Jezus, als Hij zijn leerlingen slapend aantreft in de hof van Olijven, vlak voor zijn lijden, zegt: ‘Ging het dan uw krachten te boven één uur te waken?’ Dat waken heeft dan te maken met betrokken zijn, het kunnen uithouden in een situatie waarin je moet afwachten. Zoals je bij een kind waakt als hij of zij ziek is, of bij je zwangere vrouw in afwachting van en vol verlangen naar het kind dat komen gaat.
Dat woord waakzaam is dus zo gek nog niet in deze Adventstijd. We zijn op weg naar iets belangrijks: de geboorte van Jezus. En met zijn geboorte het begin van onze verlossing. Het is dus goed om je daar op voor te bereiden, met een houding van betrokkenheid, vol verlangen uitzien naar.
Die voorbereidingstijd vraagt om oplettendheid, om alert te zij. En die woorden zijn weer verbonden met het woord waakzaam, net als de woorden: voorzichtig, wakker, zorgvuldig en zorgzaam. Allemaal woorden die een open houding veronderstellen, een houding waarbij je elk moment in actie kunt komen..
Ook dat past bij deze tijd van Advent. Een open en oplettende houding om straks het mysterie van Kerstmis te kunnen gaan vieren. Nu is Kerstmis een feest waar je niet zomaar aan voorbij kunt gaan. Het is alom aanwezig. Tenminste: zo lijkt het. Maar de werkelijke betekenis van Kerstmis is niet altijd zo duidelijke meer. Je moet te midden van het feestgedruis dus alert blijven om te beseffen waar het om gaat: het mysterie dat God mens wordt in Jezus.
Dat gebeurde in een tijd dat keizer Augustinus leefde, een Romeinse heerser die zichzelf als god beschouwde. En dat herkennen we ook in onze tijd: dat mensen geneigd zijn om zichzelf als een soort god te beschouwen. Door te beschikken over leven en dood, zoals we bij de strijders van ISIS zien. Door als heerser te menen dat je alles kunt maken. Maar ook in ons eigen leven: als we onszelf belangrijker vinden dan we zijn, uit het oog verliezen dat we als mens kwetsbaar zijn.
Dat laatste, die kwetsbaarheid, heeft weer te maken met wat we in de eerste lezing hoorde uit de profeet Jesaja: dat besef dat je fouten maakt, niet volmaakt bent, vergeving nodig hebt.
We gaan straks, met Kerstmis vieren dat God klein geworden is voor ons, mens in alle broosheid, in alle kleinheid, geboren uit een eenvoudige vrouw in een achterafgebied, Galilea, in een onbeduidend stadje: Nazareth.
Wij worden groot omdat God klein is geworden. Hij geeft ons menszijn een enorme waardigheid. Daarom kunnen we aan geen enkel mens voorbij gaan, kun je niet zomaar beschikken over het leven van een mens, kun je je ogen niet sluiten voor een mens in nood.. Want ieder mens is beeld van God, beeld van de Zoon, die mens was zoals wij.
Maar zover is het nog niet, we zijn nog onderweg naar Kerstmis. Daarom dus die waakzaamheid, om na te gaan hoe we leven, om te beseffen dat we geen god zijn maar gewoon mens, met tegelijk een enorme waardigheid.
Kijken we maar even terug naar de lezingen van de afgelopen zondagen, daar vinden we die waakzaamheid terug. Het ging over je talenten die je niet moet verstoppen maar goed moet gebruiken en om Jezus te herkennen in de mens in nood: ‘Ik had honger, en je hebt Mij te eten gegeven…’.
Dat is leven in waakzaamheid. In die zin is dat een houding die past bij ons hele leven niet alleen bij deze voorbereidingstijd op Kerstmis. Ons hele leven is als het ware een advent, een ‘tot de komst van…’.
Ons hele leven vraagt om een alertheid en oplettendheid, om voorzichtig te zijn, wakker, zorgvuldig en zorgzaam. Niet omdat we vol angst uitzien naar de komst van de Mensenzoon, maar omdat we vol verlangen uitzien naar een nieuwe tijd.
We zien uit naar de Vredevorst, naar een tijd dat alles anders zal zijn. Dat de wolf en het lam samen wonen, dat de panter zich vlijt naast het bokje, zoals het visioen van de profeet Jesaja ons voorhoudt.
We verlangen naar vrede, in ons eigen leven en ook ver weg. Een verlangen dat niet gelijk waarheid wordt maar dat ons gaande houdt, alert maakt, waakzaam doet zijn om de Blijde Boodschap van Jezus te beleven in het nu, zijn komst in deze wereld voor te bereiden door te leven in zijn navolging. Amen.
© Pastor Eugéne Brussee
diaken RK Amstelland