donderdag 24 december 2020
Kerstnacht
Jesaja 9:1-3+5-6 , Titus 2:11-14 en
Lucas 2:1-14
Ambro Bakker s.m.a.
Enkele maanden geleden stond er op een zaterdagmiddag een grote doos voor onze kerk. De afzender heeft zich tot nu toe nog niet bekend gemaakt. Toen ik de doos openmaakte, kwam er een hele grote mooie kerststal tevoorschijn. Ik ben de onbekende gever daar nog steeds dankbaar voor. In deze kersttijd zijn de kerststallen en de kerstversieringen niet meer weg te denken, zelfs niet in deze coronatijd.
Hoe gaan wij om met het kerstfeest? Soms denk ik: zien wij tussen alle glitter en goud het échte kindje Jezus nog wel liggen? Of lopen ook wij met een stralend en zelfverzekerd gezicht achter onze Kerstkinderwagen, en vullen wij de lege plek van het Kindje met kerstgeschenken, eten en drinken, vrome wensen en ontroerende kerstliederen?
Toen ik hoofd godsdienst van de KRO-RKK-radio was, bezocht ik in de kersttijd in Rome natuurlijk ook de beroemde kerstmarkt op de Piazza Navona. Godfried Bomans woonde daar toen dicht in de buurt. Hij heeft mij rondgeleid en iets verteld over de beroemde kerstmarkt, waar je alle beeldjes voor de kerststal in alle maten kunt kopen. Een koopman verkocht daar alleen maar engelen, met de rechterarm streng naar voren gestrekt, zeshonderd in getal; ‘ze staan dicht op elkaar, vleugel aan vleugel als een regiment zalig geworden fascisten’, aldus Godfried Bomans.
In het kraampje ernaast verkochten ze herders en die hebben allemaal één eigenschap gemeen: ze deinzen ontsteld achteruit, alsof ze een visioen zien. ‘Allen staan in opperste verbazing en als door de bliksem getroffen’, zei Bomans. ‘Dat komt er van’, zei hij, ‘als een compositie uit elkaar getrokken wordt. Elke deelnemer verspilt zijn bijdrage aan de vreze des Heren’. En als je daar staat, omringd door de miljoenen fragmenten van wat 2000 jaar geleden in de kerstnacht één besloten groep was, realiseer je je plotseling, dat deze reusachtige detailhandel een angstwekkend symbool is van wat wij van het Evangelie gemaakt hebben. En Bomans heeft gelijk: wij zingen ‘wij komen tezamen’, maar diep in ons hart voelen velen zich, vooral in deze coronatijd, alleen.We staan vaak allemaal apart, hoogstens op anderhalve meter. En we staan daar dan met velen in de voorgeschreven vrome en blijde houding: een verbazing in gips!’
Toch blijf ik kerststallen mooi vinden, al mis ik in de meeste stalletjes één beeldje, dat wij thuis wél in de kerststal hadden staan. Ik mis te midden van de herders en de schapen ‘het zwarte schaap’. Nou weet ik wel dat herders niet zo van zwarte schapen houden. Ze brengen niet veel op en hun wol kun je niet goed verven. De witte schapen krijgen van de herders alle aandacht. Aan hen kun je verdienen. Hun wol kun je verven: rood, geel en blauw, afhankelijk van de modetrend
Nee, zwarte schapen zijn ook bij ons niet favoriet. Het kleine zwarte kerstschaapje had nog het geluk dat hij niet voortijdig naar de slager was gebracht! Hij zag er niet bijzonder gezond uit, maar wat wil je: de witte schapen drukten hem weg bij de voerbak. Voor die witte schapen was het duidelijk: het schaap was zwart omdat hij ongeluk bracht en dom was. Maar wist u trouwens dat het zwarte schaap er eigenlijk wel bij hoort? Want ook hij liep mee naar de stal, die vol gestopt was met kerstcadeaus. De witte schapen gaven natuurlijk hun beste wol. Het was een drukte van belang in die overvolle stal. Op een gegeven moment werd het Maria wat teveel en verzocht iedereen de stal te verlaten. Ze was doodmoe en de volgende dag zouden ze ook nog bezoek krijgen van drie koningen… De deur, als ze die hadden, ging op slot. Maria gaf haar Kerstkindje een nachtzoen en ze ging dicht tegen Jozef aanzitten. Maar wat Maria niet wist was dat het zwarte schaap nog in een hoek van de stal stond. Hij was zwart, dus had ze hem over het hoofd gezien. En terwijl de hele wereld ging slapen, Maria en Jozef incluis en ook de os en de ezel die na deze vermoeiende dag hun ogen dicht deden, kwam het kleine, magere, zwarte schaapje naar voren en ging dicht bij de kribbe staan. Het Kerstkindje graaide met zijn handjes in het zwarte vel en het zwarte schaapje hield met zijn adem het Kindje warm. De volgende morgen werden Maria en Jozef wakker en ze zagen het zwarte schaapje bij hun Kindje staan. ‘Zou dat dan tóch waar zijn, Maria’, zei Jozef, ‘dat ons Kindje vooral gekomen is voor de zwarte schapen in de wereld? Voor de zwarte schapen in onze families, op school, op ons werk, eigenlijk overal in de wereld’.
Dat is voor mij misschien de voornaamste boodschap van Kerstmis. God kiest in de geboorte van Zijn Zoon voor het zwarte schaap, het kleine en de geringe. Is het niet wonderlijk dat God zijn Zoon niet geboren laat worden uit de dochter van de Romeinse keizer. Jezus had meteen keizer kunnen worden! Maar het kerstwonder vindt niet plaats in de wereldstad Rome, maar wel in de schoot van het nog jonge meisje Mirjam. Zelfs niet geboren in Jeruzalem, maar in het kleine plaatsje Bethlehem, waarvan de profeet Micha voorzegt: ‘En Gij, Bethlehem, de geringste en de minste onder de steden, uit u zal de Messias geboren worden’.
En in deze lijn gaat het Kerstkind verder. Zijn hart zal zijn hele leven blijven liggen bij mensen van de onderkant: tollenaars, zondaars, prostituees. Bij Hem moeten de schapen die vooraan staan achteraan aansluiten. De beste plaatsen zijn voor de zwartste schapen. We weten nu wie de eerste en beste plaatsen rond het kerstkind verdienen, want heden is toch een Redder geboren, Christus onze Heer. We staan rond een pasgeboren Kind, maar als het om zwarte schapen gaat, weten we natuurlijk allang dat juist kinderen vaak het kind van de rekening zijn. We zien ze toch voorbijkomen, die beelden van jonge mensjes die gedwongen zijn om te werken in de seksindustrie? En die beelden over jonge kinderen, negen jaar oud, die in plaats van op school, de hele dag stenen moeten bikken in stoffige steengroeven. We zagen die beelden toch van dat afschuwelijk drama; rond kinderen. Nee, dat kinderen bij voortduring het kind van de rekening zijn, dat is niet nieuw. Maar groot was de schok, toen we ontdekten dat dat kwaad, het misbruik van jonge kinderen, het hart van kerk en wereld zijn binnengetrokken.
De nacht van het Kind. Wij kunnen het Kind niet meer ontmoeten in Bethlehem. Wij kunnen het kind vandaag, heel concreet, tegenkomen op straat in een kind, dat het woord ‘liefde’ het eerst in een schoolboekje tegenkwam. Er wordt dikwijls gespot met het bekende genre kerstverhalen: de onverwachte thuiskomst van verloren gewaande huisvaders, omringd door het gebeier ven kerstklokken en rijkelijk bestrooid met sneeuwvlokken, hoewel het in Nederland tegen de jaarwisseling op zijn hoogst regent. Maar het is zo dwaas nog niet, wanneer in een kerstverhaal een arme zwerver een kop hete chocolademelk krijgt, ‘Dat hebben jullie voor Mij gedaan’, zegt Jezus, en zonder deze tekst blijft het Kerstfeest een romantische plaatje uit een grijs en ver verleden.
Drie Wijzen uit het Oosten vonden een Kind, gewikkeld in doeken. En wij, de Eigen-wijzen uit het Westen? Over enkele dagen vallen ook wij terug in het gewone leven. Heeft God vannacht met zijn vinger een gevoelige snaar van ons hart geraakt? En blijvend geraakt, ook als de kerstballen, kerststerren, kerstbomen uit ons dagelijks leven zijn verdwenen? Blijven wij het komend jaar het Kerstfeest vieren door af en toe eens terug te denken aan een van de belangrijkste beeldjes uit de Kersstal: het beeldje van het zwarte schaap!
En het verwondert me, ook in deze coronajaren, dat mensen zich toch telkens weer verzamelen op de brokstukken van het leven en weer op koers komen en de Ster van Bethlehem volgen, onze Morgenster. Want door diezelfde kerk en wereld, die vaak zoveel menselijke trekken heeft, is dat wonderlijk verhaal van God en Zijn mensen aan ons in de kerstnacht opnieuw doorgegeven. Nee over de toekomst van kerk en wereld maak ik me niet zoveel zorgen, al deel ik met vele anderen de pijn, die soms tot aan je botten gaat. Nee, op dit moment maak ik me meer zorgen over de onze talloze zwarte schapen. Ik hoef alleen maar te denken aan de tachtig miljoen vluchtelingen.
Over enkele dagen gaan we het nieuwe jaar 2021 in. We moeten, nee we willen met hen hoopvol dat nieuwe jaar in. Laten we dan maar meelopen met al die zwarte schapen, met al die Sammy’s. Tot hen zou ik willen roepen: ‘Kijk omhoog, Sammy’s, kijk omhoog, want je geloof het of niet, daarboven is de blauwe lucht! Vannacht had ik het over de zwarte schapen, maar vooral over het Kerstkind dat ook zelf als een zwart schaap door het leven is gegaan. Over het zwarts schaap gesproken. Hij is maar 33 jaar oud geworden en toen om het leven gebracht. Waarom? Omdat hij voor velen buitenstaanders niet acceptabel was, en omdat hij vaak tegen de wet en regels in ging, waar de liefde in het geding was. Hij leefde vanuit gerechtigheid en liefde, met mooie woorden, maar vooral in concrete daden. En omdat hij zich vooral inzette voor al die zwarte schapen, en daarmee is Hij zelf een zwart schaap geworden, tot stervens toe.
Hopelijk zien wij van het Kerstkind, ondanks de corona, ook in 2021, zijn Morgenster weer opnieuw aan de hemel verschijnen. Mede namens alle zwarte schapen in onze wereld, wens ik u allemaal een Zalig Kerstfeest toe in de Geest van het ‘Zwarte Schaap’, die Zichzelf in zijn Leven ten einde toe heeft gegeven.
Ik sluit nu af met een paar regels uit een gedicht van de recensent Wil Melker. En een recensent is iemand die teksten, boeken, theater, muziekvoorstellingen, kunstwerken of misschien zelfs wel preken beoordeelt. Ik heb me in ieder geval in deze preek laten inspireren door wat hij, onder andere, schreef:
Wie boven het maaiveld uitsteekt
Wordt redeloos geschoren,
Maar zwarte schapen zeggen recensenten
Die moeten zeker blijvend bij de kudde horen.
Ambro Bakker s.m.a.