zondag 16 augustus 2020
20ste zondag door het jaar – A
Jesaia 56:1+6-7 ,
Romeinen 11:13-15+29-32 en
Matteüs 15:21-28
Ambro Bakker s.m.a.
Bij het lezen van het verhaal van Matteüs moest ik denken aan een asielzoeker die ik ken en die is uitgeprocedeerd tussen blijven en uitzetting. De kleren, die hij draagt, heeft hij gekregen; hij eet brood waarvoor hij niet kan betalen en hij woont onder een dak dat niet het zijne is. Hij maakt geen deel uit van onze samenleving en deelt niet in onze welvaart, hij krijgt slechts wat kruimels. Hij verlangt naar een echt leven, maar komt alleen maar obstakels tegen. Gaat deze vergelijking mank? Natuurlijk gaat hij mank, zoals elke gelijkenis. Maar toch raakt het aan de vraag die ook in het evangelie van vandaag gesteld wordt, Hoe gaan wij om met de vreemdelingen die in ons midden wonen? Hebben zij rechten of niet? Komt ook de vreemdeling heil toe, of niet? Het is een groot maatschappelijk, politiek probleem, maar vooral een menselijk probleem in een wereld waar zeventig miljoen vluchtelingen over de hele wereld een zwervend bestaan leiden.
Er zijn veel mensen die toch wat moeite hebben met het evangelie van vandaag. Stel je voor: de Jood Jezus, die over de heidenen spreekt als over de honden, gebruikt ook een scheldwoord dat in die dagen werd gebruikt om aan te geven dat men niet zoveel op had met mensen die niet in hun God geloofden. Men keek met een zekere argwaan neer op die vreemde heidenen, die meestal onbesneden waren als de honden. Dit lijkt misschien discriminerend, maar er zit toch iets heel menselijks in. Wie Jezus volgt hoeft toch niet iedereen kritiekloos in zijn armen te sluiten. Iemand met Argusogen bekijken mag toch. Zo’n afwachtende, maar ook nieuwsgierige en peilende houding is op den duur vaak veel vruchtbaarder dan die verfoeilijk, tot niets verplichtende mentaliteit van ouwejongens krentenbrood of de uitspraak: uiteindelijk zijn we toch allemaal hetzelfde. Waar praten we over?
Wij kunnen ons moeilijk voorstellen dat Jezus zó menselijk is geweest. We zouden deze bladzijde liever overslaan. Toch is het de moeite waard om bij dit verhaal van de heidense vrouw stil te staan. Wegens moeilijkheden verlaat Jezus het land van Galilea en gaat naar het gebied van de Libanon, dat wij tegenwoordig vrijwel elke dag op de televisie tegenkomen. Een heidense vrouw komt Hem achterna, haar dochter is ziek en zij hoopt dat Jezus haar zal genezen.
Het luide roepen van de vrouw hindert de leerlingen en ook Jezus is onwillig. Jezus doet alsof Hij haar niet hoort. Zij past niet in de voorstelling die Jezus zich van zijn zending heeft gemaakt. Hij ziet zich als profeet die aan het Volk van Israël de nabijheid van ‘t Rijk Gods moet melden. Hij is gezonden voor het volk van Israël en deze vrouw hoort daar niet bij. Hij heeft niets met haar te maken. Zij moet maar teruggaan naar het gebied waar zij vandaan komt. Maar Jezus is toch weer niet zó op zijn idealen gefixeerd, dat Hij de vrouw helemaal links laat liggen. Hij komt tot een gesprek met haar en wat Hij hoort verwondert Hem. Hij is zelfs overdonderd door het vertrouwen en het geloof van deze heidense vrouw.
Zo’n geloof had Hij in deze heidense streek niet verwacht. Dan gaat er voor Jezus een licht op. Hij ziet in dat Hij zijn reisroute moet veranderen, dat zijn zending verder gaat. Hij ziet in dat Hij de grenzen, die Hij tot nu toe getrokken had, moet overschrijden. De nood en het geloof van deze vrouw brengen Jezus in zijn eigen levensvisie een stuk verder. Dat is de manier waarop Jezus de wil van zijn Vader vervult. Aan zijn zending trouw blijven, maar toch openstaan voor het nieuwe. Jezus gaat naar de ander toe, ook als het op het eerste gezicht niet in zijn schema past.
Zo overschrijdt Jezus zijn zelf getrokken grenzen. In de situatie van deze heidense vrouw wordt het Hem duidelijk wat zijn Vader van Hem verlangt. Van deze veranderende levenshouding van Jezus kunnen wij veel leren. Ook wij mogen ons levensplan niet te absoluut afbakenen. Wij moeten open blijven staan voor de tekenen van deze tijd, voor de nood van de mensen, om ze vrij te kunnen volgen. Vooral als mensen niet in onze kraam passen moeten we oplettend en voorzichtig zijn. Misschien heeft God ons dan wel iets in het leven te zeggen en wil Hij onze nieuwe wegen en nieuwe plaatsen wijzen.
Hoe vaak denken we niet dat de ander niet in ons levensplan past? Een familielid wordt ziek en vormt een levenslange belasting; een kind komt niet verder op school; een vriend laat ons in de steek; een buurman zit in grote nood. Hoe dikwijls zouden wij niet willen zeggen: ‘stuur ze maar weg, dat past niet in mijn levensplan’. Soms komt er een mens in nood op je af en je bent bang voor hem of haar, want ze kunnen je leven danig in de war schoppen. Je hebt je handen niet meer vrij. Het is soms erg moeilijk om je te laten leiden door mensen in nood. Je gaat liever je eigen weg, dan deze weg die God ons vandaag aangeeft.
Het brood voor de kinderen van Israël is niet bestemd voor de honden. Maar de heidense vrouw speelt de bal terug en antwoordt: ‘Maar de honden mogen in ieder geval eten van de kruimels die van de tafels vallen’. Die kruimels waren in de oudheid groot, want wat je niet lustte – lands wijs, lands eer – werd ónder de tafel gegooid, zoals groentehandelaren doen op de markt. Jezus is verrast, heeft er niet van terug en vervult haar verlangens. Jezus is een grens overgegaan. Zijn boodschap is niet alleen bestemd voor zijn eigen kinderen, de kinderen van Israël, maar voor elk mens die in nood verkeert! Zo is écht geloof in staat grenzen te doorbreken. Die opstelling van Jezus is gewoon grenzeloos… Jezus begint het te begrijpen en handelt ernaar, de profeet Jesaja was dat al eerder op het spoor gekomen. Op de laatste regel van de eerste lezing zegt hij; ‘Mijn huis zal worden genoemd een huis van gebed voor alle volken (Jesaja 56L7).
Ambro Bakker s.m.a.
locatie: Titus Brandsmakerk