Tweede zondag van Pasen – A
Handelingen 2:42-47 en Johannes 20:19-31
Half december vier ik mijn verjaardag. In mijn vorige parochie, in Zaandam, kreeg ik, als ik jarig was een merkwaardig cadeau. De vier tuinmannen die dat gaven kwamen altijd met lege handen, ‘want’, zeiden ze, ‘uw cadeau zit in de grond. We hebben het begraven. Zand erover!’ Ik weet dan wat ze bedoelen, want zo rond Pasen, als ik uit mijn keukenraam keek, zag ik hoe de tulpen en narcissen boven de grond uitkomen. Een prachtig gezicht. Heerlijk om een paar maanden na je verjaardag nog van je verjaardagscadeau te kunnen genieten!
Eigenlijk een merkwaardig cadeau, Je moet maar geloven dat je cadeau onder de grond zit. Je ziet niets: de grond is keurig toegeharkt. En gelukkig dat ik geen Thomas ben en zeg: ‘eerst zien, en dan geloven! En je komt de verjaardagsborrel maar halen als het cadeau zichtbaar wordt!’. Uit ervaring weet ik dat ze de zaak niet bedonderen. Je kunt hen geloven op hun woord. Ook Jezus horen we zeggen: ‘als de graankorrel niet in de donkere aarde valt en sterft, dan zal hij nooit tot leven komen’. Hij moet eerst de grond in.
Ook Jezus moeten we geloven op zijn Woord! Maar ik weet dat er zaken zijn waar ik niet zo goedgelovig mee omga. Zaken, waarvan ik mét Thomas zeg: eerst zien en dan geloven! Dat heb ik misschien van mijn moeder. Toen die op hoge leeftijd aan het sterven was, probeerde ik haar moed in te spreken. Ik zei: ‘Nog even en dan bent u weer verbonden met vader’ Ze was dik in de negentig en ze keek me met een schuin oog aan en zei: ‘Dat moet ik eerst nog zien!’ En ik kan u zeggen dat mijn moeder een gelovige vrouw was en ik verwacht dat zij hoog in de hemel is. Maar als Westfriese was ze realistisch.
Als boerendochter wist ze als geen ander van doodgaan en afsterven. En zij heeft mij bij haar dood geleerd dat je niet te snel over het verdriet van mensen moet heenstappen. Geloven is een groeiproces. Niet alles ‘zomaar’ aannemen. Het is een nooitaflatende strijd tussen geloof en ongeloof. Ook Thomas wordt vaak de ongelovige genoemd, maar de vraag is of hij niet dicht aanstaat tegen de gelovige van vandaag. Thomas is een kritisch mens, die niet alles voor zoete koek aanneemt..
Als Jezus het bij het Laatste Avondmaal heeft over z’n afscheid, zegt Thomas: ‘Heer, wij weten niet waar Gij heengaat en ook de weg daarheen is ons niet bekend’. Ook na Paasmorgen heeft Thomas het moeilijker dan de anderen. Hij trekt zich terug uit de groep en wil eerst met zichzelf in het reine komen. Hij is er dan ook niet bij als Jezus aan zijn leerlingen verschijnt. En als de leerlingen Thomas uitzinnig van vreugde tegemoet gaan, dan voelt Thomas zich een buitenstaander. Ja, ook Thomas heeft de Heer gezien: op Goede Vrijdag! Hij heeft zijn verscheurde lichaam gezien, zijn doorboorde handen en voeten, zijn geopende zijde. Met Jezus was zijn hoop op Goede Vrijdag begraven. Hij kon geen stap meer zetten.
Ook in onze tijd wemelt het van de Thomassen. Er zitten tal van Thomassen onder de jongeren. Zij hebben zoveel gezien op school of op hun werk, dat God voor hen niet meer hoeft. Je hoeft hen niets meer vertellen! Er zitten tal van Thomassen onder de bejaarden. Ze hebben voldoende gezien in ‘t leven! Als je ouder wordt, schroef je je verwachtingen terug: je hebt genoeg meegemaakt! Je blijft achter aan de voet van de berg.
Thomas kan alleen maar verder, als we Goede Vrijdag serieus nemen. Mensen kunnen vaak alleen maar verder, als we elkaar ook het verdriet gunnen. Wij praten zo vaak pijn en verdriet uit het leven weg, maar pas als je het verdriet niet wegpraat, maar meehuilt kunnen mensen misschien weer langzaam uit die put komen. Zoals de vrienden van Job die hem bezoeken, als hij daar berooid, ziek en door zijn vrouw verlaten op de asbelt zit. Het eerste wat ze doen is naast hem zitten en zeven dagen hun mond houden. Zo lijden zij met Job mee en gunnen zij hem zijn eigen kruisweg.
Wij moeten niet te snel over de verhalen en de vragen van de ander heen stappen. Elk mens gaat zijn eigen weg, ook de weg die langs de puinhoop van Goede Vrijdag leidt. En daarom: in naam van alle nuchtere Thomassen roepen alle predikanten dit weekend: stap toch niet te snel over het verdriet van mensen heen! Blijf je verbazen over de talloze littekens van onze wereld. Blijf je grenzeloos verbazen over de dood die telkens ‘t leven onderuit haalt. Blijf je toch verbazen over alle ontrouw, oorlog, haat en hongersnood. Blijf je, in Gods naam, verbazen over alle littekens van de wereld.
Ik begrijp een man als Thomas, maar ik denk dat hij ook een grote fout maakte. Thomas stelde een voorwaarde aan ‘t geloof: eerst zien en dan geloven! Maar geloof is gebaseerd op vertrouwen. Geloven is: de liefde gelijk geven, tegen beter weten in. Maar de verdienste van Thomas is, dat, toen hij alles om zich heen in elkaar zag storten, toch de groep weer opzocht. Hij bleef in zijn leven zoeken, dwars door zijn tranen heen.
Thomas, beeld van de hedendaagse kritische mens, nuchter en realistisch. Maar als ‘t er op aankomt, dan buigt hij zijn knieën en stamelt; ‘Mijn Heer en mijn God’. Thomas, ‘n mens, die tastend en zoekend zijn weg door het leven is gegaan. En als het daar om gaat: ik wou dat ik al zo ver als Thomas was…
© Pater Ambro Bakker s.m.a.