Vierde zondag van de Veertigdagentijd A
22 maart 2020
Titus Brandsmakerk en RTVA
1 Samuel 16, 1b.6-7.10-13a
Efeze 5, 8-14
Johannes 9, 1-41
Pastor Paul Koopman
De kunst van het zien is wellicht het belangrijkste wat we in dit leven te leren hebben. Zien, echt zien, is veel meer dan kijken. Kijken gaat vaak samen met beoordelen, met een kritische blik. Een ander kan zich dan ook bekeken voelen, en dat voelt niet goed. Zien is wat anders. De ander echt zien gebeurt met de ogen van het hart. De liefde stuurt de blik. “Delf mijn gezicht op”, dichtte Huub Oosterhuis. In die liefdevolle blik wordt de ander gezegend, mag volledig mens worden. Liefde maakt blind, is een gezegde. Maar in werkelijkheid opent de liefde ook onze ogen voor elkaar.
Gezien worden, dat is waar elk mens behoefte aan heeft. Werkelijk gezien worden is ont-moeten. Er moet niets. Je beperkingen en schaduwkanten, die je zelf maar moeilijk kunt accepteren, mogen er bij die ander in de ontmoeting gewoon zijn. Een onvoorstelbare ervaring. Liefde zonder allerlei voorwaarden of eisen. Mensen die niet gezien worden, groeien scheef. Mensen die echt gezien worden, worden als het ware opnieuw geboren.
Je onvoorwaardelijk geliefd weten is haast een goddelijke ervaring. Je bevindt je op heilige grond. Net als Jezus toen hij gedoopt werd in de Jordaan en later bij zijn visioen op de berg Tabor. Een stem uit de hemel riep hem toe: jij bent mijn geliefde zoon. Deze stem zette hem op weg om heel zijn leven te wijden aan het doen van zijn vaders wil, de liefde doorgeven.
Net als Jezus mogen ook wij ons geliefde zonen of dochters van God weten (Henri Nouwen). En in Jezus’ spoor proberen ook wij, als Gods grondpersoneel, iets van zijn liefde te laten doorstralen in ons leven, naar de mensen om ons heen. En dat begint meestal met een ander echt zien. Zoals Levinas zei: we ontmoeten God in de ogen van de ander. Als we ons eerlijk openen, zien we ook de pijn van de ander. “Raak de wonden aan”, zal Tomas Halik later zeggen. Een kerk die zich afsluit van de nood van de wereld, is niet langer waard kerk te heten. Paus Franciscus vergelijkt de kerk met een veldhospitaal. Onze roeping is het ons te laten raken door de pijn van de ander. Die pijn is er, helaas, in overvloed. En dat laten raken begint meestal in het klein, in de ontmoeting met wie op jouw weg gezet wordt. En dat eindigt nooit, hoe oud je ook bent.
Hoe reageer je wanneer er een wonder gebeurt, wanneer je meemaakt dat een ander gaat zien? In het evangelieverhaal van Johannes dat we zojuist hoorden, geneest Jezus een blinde. En we horen het commentaar van de omstanders. Allereerst dat van de Farizeeën. Deze hebben geen oog voor het geloof en de liefde die hier in het spel zijn, maar zijn vooral geïnteresseerd in hun eigen regels. In dit geval de regel van de sabbat die in hun ogen door Jezus wordt geschonden. Dan kan het nooit van God komen!
Ook de groep omstanders die door Johannes wordt aangeduid als de Joden, wil niet geloven dat deze man werkelijk blind was en nu genezen. Ze proberen zijn ouders als getuigen op te roepen, om zelf maar niet te hoeven geloven. Wie niet open staat voor het mysterie van het leven, zal nooit echt zien.
In de eerste lezing horen we dat God anders ziet dan wij mensen gewend zijn. Hij ziet niet het grote, het voorname, het uiterlijk. Hij kijkt naar het kleine, het kwetsbare, het innerlijk. Zo ook Jezus. Ik ben niet gekomen voor de gezonden, zei Hij, maar voor de zieken. Maria zong al in het Magnificat: machtigen stoot Hij van hun troon, maar de kleinen zal Hij verheffen.
De blinde man had een bijzondere ontmoeting met het licht der wereld. En hij werd ziende. Hij noemt hem profeet, man van God, Mensenzoon. Hoe staat het met onze ogen? Zijn wij in staat in Jezus het licht der wereld te zien of blijven we hiervoor blind zoals de Farizeeën? Wij vieren vandaag zondag Laetare, verheug u! Wij zijn halfweg op onze tocht naar Pasen. Wij horen deze zondagen wie Jezus in de ogen van Johannes is. Hij is levend water, hoorden we vorig week. Vandaag is de boodschap: hij is het licht voor ons leven. Volgende week zullen we horen: Hij is het leven zelf.
Paulus roept ons in zijn brief aan de Efesiërs op ons te gedragen als bevrijde mensen. Net als de blinde man waart gij eens in de duisternis, zegt Paulus. Maar nu gij het licht hebt mogen zien, leeft dan ook als kinderen van het licht. “Ontwaakt gij die slaapt, sta op uit de dood, en Christus zal over u lichten”, zegt een lied.
Zijn we in staat de ander als een wonder te zien? En durven we ons door de ander te laten raken? Bidden we dat er altijd engelen in ons leven mogen zijn, in het bijzonder wanneer het leven echt moeilijk wordt. En dat we ook zelf af en toe als een engel mogen zijn in het leven van een ander of sommige anderen. Om de liefde door te geven. Juist ook in deze moeilijke dagen van het coronavirus. Amen.
PLK