zondag 11 juni 2017
Vormselviering
2 Korintiërs 6:6-10 en Handelingen 19:1b-6a
Beste Jan, Frederique, Isabelle, Titia, Claudia, Arun, Anne, Eva, Beau Esmee, Daphne en Tobias. Ik vond het fijn en heel inspirerend om een keer bij een van jullie voorbereidingsavonden op het Vormsel te zijn. En het viel me op hoe serieus jullie met elkaar op het Vormsel ingingen. En dat niet zomaar op één avond, maar de meesten van jullie deden dat al drie jaar lang! Zo hebben jullie elkaar en hopelijk ook God wat beter leren kennen. En ik weet nu al dat jullie na het Vormsel van vandaag elkaar voorlopig niet uit het oog zullen verliezen.
Lieve vormelingen, wij leven in een tijd waarin veel mensen niet meer openlijk over hun geloof durven praten. Sommigen vinden het tegenwoordig bijna gênant om te zeggen dat jij met leeftijdgenoten over God durft te praten, en over al die vragen die jullie op jullie leeftijd bezighouden. Toen de meesten van jullie gedoopt werden, was je je niet van je doop bewust. Je ouders maakten die keuze voor je, omdat zij het belangrijk vonden om ook jou de weg naar God te wijzen. Maar van dat doopmoment weet je zelf niets. Misschien dat er een paar foto’s zijn van die doopplechtigheid. Ik heb een keer een klein kindje gedoopt, en de volgende dag kwam ik moeder en kindje in de kinderwagen in het winkelcentrum van Amstelveen tegen. Het zusje van vier hield de kinderwagen vast. Plotseling zag ze mij lopen en schreeuwde heel hard: ‘mam, mam, daar heb je de meneer van de doping!’
Dat woord gebruiken mensen veel: doping! Voor mij heeft dat dat te maken met het woord verslaving. Maar eigenlijk is dat niet eens zo gek. Als ik kinderen doop, dan hoop ik dat ze ook verslaafd worden. Verslaafd aan de weg die Jezus van Nazareth ons is voorgegaan. Zijn liefdesweg die leidt naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Deze verslaving wens ik alle mensen ook toe. Daarom zeg ik vaak als ik kleine kinderen doop: ‘lieve schat, je wordt gedoopt, of je wilt of niet. Zo en zo zul je heten, of je dat wilt of niet. Ik zal Gods naam over je uitspreken, of je dat wilt of niet. En wie God voor je is? Later mag je dat in je leven zelf uitzoeken.
Na een goede en drie jaar voorbereiding kiezen jullie vandaag voor de liefdesweg van Jezus van Nazareth. De weg van het er zijn voor elkaar, zoals God er is voor ons. Daarom staat op de voorkant van het vormboekje vandaag de titel ‘pak mijn hand maar’. Wat zou onze wereld er anders uitzien, als we onze handen niet thuishouden, maar onze handen uitstrekken naar elkaar, en zeker naar diegenen die ons in het leven zo hard nodig hebben. Elk mens heeft een arm om zijn of haar schouder nodig als dagelijks brood. Geen mens kan zonder die warmte in zijn of haar leven.
Dagelijks zie ik veel jongens en meisjes op de fiets naar school gaan. Vroeger hadden wij, als we naar school gingen, een schooltas. Tegenwoordig is het een pukkel of een rugzak. Lekker makkelijk! Bij een vormselviering had ik een keer aan de vormelingen gevraagd om een rugzak mee te nemen. Die droegen de vormelingen ook toen ze de kerk binnenkwamen. In hun platte rugzak zat maar één ding. Iets dat de vormelingen hun hele verdere leven wilde meenemen. Vooraan in de kerk gekomen vertelde elke vormeling voor welk voorwerp zij gekozen hadden en waarom. Het waren geen dure voorwerpen, maar iets heel eenvoudigs.
Een vormeling, had een plastic bandje met zijn naam. Hij had het gedragen in het ziekenhuis vlak na zijn geboorte. Dat bandje had hij van zijn oma gekregen, die het al die tijd had bewaard. Ze kon het niet over haar hart verkrijgen om het weg te gooien. Toen haar kleinzoon bij zijn oma, een wijze vrouw, kwam en haar vroeg wat hij in zijn rugzak zou kunnen doen, gaf ze hem toen dat plastic bandje en zei lachend: kijk, dit is het bewijs dat je geboren ben. Je naam staat erop! Een meisje had haar scoutinghemd in haar rugzak zitten. Voor haar was scouting haar alles. En een jongen van vijftien had zijn knuffel meegenomen. Die lag nog elke nacht in zijn bed. Hij durfde dat, terwijl hij op een leeftijd was gekomen, waar hij langzamerhand toe is aan echte levende knuffel. Zijn knuffel was zijn kostbaarste herinnering aan zijn kinderjaren. Daarom wilde hij die knuffel meenemen in zijn levensrugzak. En dat doen er meer. Ik heb een nichtje van 28 die nog elke nacht slaapt met een bijna totaal versleten aapje, dat ze kreeg van een oom uit Amerika, toen ze zes was. En het joch met zijn knuffel, voegde eraan toe: ‘en als ik later in een bejaardenhuis kom, gaat die knuffel nog steeds met me mee.
Eigenlijk heeft elk mens een rugzak, een levenskoffer. En wat hebben wij, als volwassene, allemaal in onze rugzak zitten? Zijn het alleen maar dingen die ons echt gelukkig maken? Of dragen wij veel overbodige ballast mee die ons leven onnodig zwaar maakt. En misschien een brutale vraag. Is er in uw levensrugzak ook een plaatsje voor Jezus van Nazareth? Neemt u Hem ook mee op uw tocht door het leven? Maak je handen vrij, zoals Jezus dat deed. Hij had zijn handen vrij, had zelfs geen steen om zijn hoofd op neer te leggen. Hij ging op reis met lege handen, met in zijn rugzak eigenlijk maar één ding. In zijn rugzak zat alleen maar de Liefde, die Hij uitdeelde, aan iedereen die liefde en aandacht en een omarming kan gebruiken.
Dat vond ik ook zo mooi in de eerste lezing vandaag, genomen uit de tweede brief van Paulus aan de Christen van de stad Korinthe, waarin hij zegt: ‘Ik ben eerlijk, Ik heb veel kennis, ik ben geduldig en vriendelijk. De heilige Geest werkt in mij, en mijn liefde voor de mensen is echt. En het maakt mij niet uit dat de mensen mij daarom uitlachen. Ik ben niet beroemd, maar veel mensen weten dat ik een dienaar van God wil zijn. Soms heb ik verdriet, maar toch ben ik blij. Ik ben arm maar toch kan ik veel mensen rijk maken. Ik bezit niets, maar toch heb ik alles’. Wat een profetische woorden van Paulus. Ook hij had zijn rugzak, niet gevuld met hebbedingetjes, met geld, met goederen, met eerzucht, maar slechts gevuld met een handvol liefde. Voldoende om mensen om hem heen te wijzen naar de weg van God. Of zoals een oud kerklied zegt; ‘waar vriendschap is en liefde, daar is God aanwezig. En na deze indrukwekkende woorden van Paulus hoorden we in de tweede lezing dat hij de mensen om hem heen de handen oplegt en zij ontvingen de Heilige Geest van God.
Beste vormelingen, ik hoop, als jullie oud en grijs geworden zijn, dat je dan kunt zeggen: ‘Mijn leven was onwijs gaaf, omdat ik geleerd heb God en voor mensen, en niet voor dingen, te leven! ‘t Gaat jullie allemaal goed! Ik wens jullie van harte proficiat en Gods zegen toe in de belangrijke keuzes waarvoor je de komende tijd komt te staan. Ik hoop dat tussen al die keuzes die je op deze leeftijd gaat maken, God en de mensen om je heen jullie eerste keuze blijft dat je hun namen meeneemt in je levensrugzak. Onder Gods zegen en onder de zegen van degenen die je lief zijn. Dat is leven vanuit je eigen rugzak, gevuld met Gods liefde en warmhartigheid!
© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H. Augustinus